Naar aanleiding van de bouw van een appartementsgebouw met ondergrondse parkeergarage en na een positief vooronderzoek in 2015 werd een archeologische opgraving uitgevoerd. Het terrein heeft een oppervlakte van ca. 420 m2. Er werden één werkput en drie vlakken aangelegd.
Bij het vooronderzoek werden op het terrein postmiddeleeuwse kelders aangetroffen, met stratigrafisch oudere (laatmiddeleeuwse) bewoningsresten. Bij aanvang van de opgraving bleken de postmiddeleeuwse kelders echter reeds weggegraven te zijn waardoor het eerste beoogde vlak en reeds een deel van het tweede vlak vernield waren. Bij de opgraving werden nog enkele fragmentarisch resten van de postmiddeleeuwse kelders aangetroffen in de vorm van bakstenen vloeren, een onderliggende bakstenen riolering en een bakstenen waterput.
Stratigrafisch onder deze resten bevond zich een deels bewaarde kelder in natuursteen. Deze ruimte was toegankelijk via een natuurstenen trap met drie bewaarde tredes. Tegen de zuidoosthoek van de kelderruimte bleef nog een fragment van een later tegengebouwde fundering in natuursteen. Wellicht werd de natuurstenen kelder wel geïntegreerd bij de bouw van de recentere postmiddeleeuwse kelders.
Net ten zuiden van de natuurstenen kelder bleef een ronde houten kuip bewaard. Deze is iets recenter dan de omliggende bakstenen keldervloeren. In de vulling van de kuip werden vier lagen onderscheiden, met twee lichtere en eerder puinige lagen bovenaan, gevolgd door een donkergrijze en onderaan een eveneens donkergrijze maar meer organische laag. Uit de vulling werden zowel bij het zetten van de coupe als in de lagen 1 en 2 een kleine hoeveelheid oxiderend gebakken, geglazuurd aardewerk en steengoed ingezameld. Bij het couperen werden in de kuip tevens vondsten in leer aangetroffen. Het gaat waarschijnlijk om een leerlooierskuip. De leervondsten zelf zijn volgens de onderzoeker algemeen in de periode 1250-1500 te dateren; enkel de beurs wordt iets later in de periode 1400-1600 gedateerd. Dendrochronologisch onderzoek van het hout van kuip daarentegen leverde een kapinterval rond 1820 (tussen 1811 en 1833) op voor een plank van de ton. De mogelijke opvulling van de vroeg 19de-eeuwse kuip met een oudere, laatmiddeleeuwse vulling uit de omgeving lijkt dus een plausibele verklaring voor het verschil in datering tussen de kuip zelf en de
bij de opgraving aangetroffen opvulling ervan. De vondst van ouder materiaal dat eveneens als leerbewerkersafval geduid wordt, impliceert het
vermoeden dat er ook in de late middeleeuwen reeds aan leerlooien gedaan werd op en rond de site. Hiervoor zijn echter geen concrete aanwijzingen gevonden. Er lijken dus inderdaad artisanale activiteiten plaatsgevonden te hebben op het terrein in de vorm van leerlooien. Of de drie overige kuipen eraan gerelateerd zijn of dat het beerkuipen waren, is niet duidelijk.
Op een laatste aangelegde vlak en onder alle gebouwresten werd een grote kuil(-encluster) opgegraven die zich over vrijwel de volledige werkput uitstrekte. De opvulling bevat vondsten die in de late middeleeuwen (13de-14de eeuw) te situeren zijn. Het gaat mogelijks om een ontginningskuil.
In totaal werden er 53 spoornummers uitgedeeld. De spoornummers 38 tem 41 werden evenwel niet gebruikt. Van bepaalde sporen werden staalnames (macroresten, pollen, dendro) genomen voor verder natuurwetenschappelijke analyse. Van de muren en vloeren werden baksteen- en mortelstalen ingezameld.
Voor de vondsten zijn in totaal 194 stuks leer verzameld, waaronder 52 stuks leerbewerkersafval. Het aantal stuks dierlijk botmateriaal bedroeg 310. De resten zijn van zoogdieren en vogels. Tussen het materiaal zitten vier menselijke resten. Verder werd ook bouwceramiek ingezameld (23 stuks), metaal (19 stuks) en glas (4 stuks). Het gros van de vondsten betrof ceramiek (576 scherven).
Auteurs: Demeulenaere, Eline
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Studiebureau Archeologie
Beschrijving:
Net ten zuiden van de natuurstenen kelder bleef een ronde houten kuip bewaard. Deze is iets recenter dan de omliggende bakstenen keldervloeren. In de vulling van de kuip werden 4 lagen onderscheiden, met 2 lichtere en eerder puinige lagen bovenaan, gevolgd door een donkergrijze en onderaan een eveneens donkergrijze maar meer organische laag. Uit de vulling werden zowel bij het zetten van de coupe als in de lagen 1 en 2 een kleine hoeveelheid oxiderend gebakken, geglazuurd aardewerk en steengoed ingezameld. Bij het couperen werden in de kuip tevens vondsten in leer aangetroffen. Het gaat waarschijnlijk om een leerlooierskuip. De leervondsten zelf zijn volgens de onderzoeker algemeen in de periode 1250-1500 te dateren; enkel de beurs wordt iets later in de periode 1400-1600 gedateerd. Dendrochronologisch onderzoek van het hout van kuip daarentegen leverde een kapinterval rond 1820 (tussen 1811 en 1833) op voor een plank van de ton. De mogelijke opvulling van de vroeg 19de-eeuwse kuip met een oudere, laatmiddeleeuwse vulling uit de omgeving lijkt dus een plausibele verklaring voor het verschil in datering tussen de kuip zelf en de bij de opgraving aangetroffen opvulling ervan. De vondst van ouder materiaal dat eveneens als leerbewerkersafval geduid wordt, impliceert het vermoeden dat er ook in de late middeleeuwen reeds aan leerlooien gedaan werd op en rond de site. Hiervoor zijn echter geen concrete aanwijzingen gevonden. Er lijken dus inderdaad artisanale activiteiten plaatsgevonden te hebben op het terrein in de vorm van leerlooien. Of de drie overige kuipen eraan gerelateerd zijn of dat het beerkuipen waren, is niet duidelijk. Vondsten zoals leer, dierlijk bot, hout, glas, aardewerk en metaal werden gedaan.
Beschrijving:
Stratigrafisch onder deze resten bevond zich een deels bewaarde kelder in natuursteen. Deze ruimte was toegankelijk via een natuurstenen trap met drie bewaarde tredes. Tegen de zuidoosthoek van de kelderruimte bleef nog een fragment van een later tegengebouwde fundering in natuursteen. Wellicht werd de natuurstenen kelder wel geïntegreerd bij de bouw van de recentere postmiddeleeuwse kelders.
Beschrijving:
Op een laatste aangelegde vlak en onder alle gebouwresten werd een grote kuil(encluster) opgegraven die zich over vrijwel de volledige werkput uitstrekte. De opvulling bevat vondsten die in de late middeleeuwen (13de/14de eeuw) te situeren zijn. Het gaat mogelijks om een ontginningskuil.
Beschrijving:
Bij de opgraving werden nog enkele fragmentarisch resten van de postmiddeleeuwse kelders aangetroffen in de vorm van bakstenen vloeren, een onderliggende bakstenen riolering en een bakstenen waterput.
Is deel van
Historische stadskern van Tienen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Peperstraat II [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/982513 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.