Het archeologisch onderzoek bracht een bijzonder nat terrein aan het licht waar de aanwezigheid van een oude noord-zuid geörienteerde, 6,2m brede en 1,43m diepe gracht kon worden vastgesteld centraal in het terrein. Op basis van het vondstmateriaal in de gracht wordt deze gedateerd in de volle/late middeleeuwen. Ergens op het einde van de late middeleeuwen, zeker vóór het midden van de 16de eeuw (cf. kaart van Deventer), werd deze gracht
gedempt.

Vanaf dan ziet men blijkbaar ook de mogelijkheid om binnen het terrein occasioneel afval te dumpen. Hiervan getuigen 10 afvalkuilen die op basis van hun vondstmateriaal te dateren zijn vanaf de nieuwe Tijd en later. Ze bevatten onder meer baksteen- en kalkzandsteenfragmenten, mortel en houtskool, soms ook dierlijk botmateriaal met snijsporen naast aardewerkfragmenten.

In het uiterste westen van het projectgebied kon ook de oostelijke aanzet van de oude Dender-arm worden vastgesteld zoals hij ook zichtbaar is op o.a. de Villaretkaart (1745 – 1748) en Poppkaart (1842 – 1879) en die dus zeker tot in de 19de eeuw open lag.

Ter hoogte van de Kaardeloodstraat maakt proefput 1 duidelijk dat de bodem daar, behoudens enkele muurfunderingen van de recente straatbebouwing, voornamelijk bestaat uit puinpakketten. Sporen van de historische bebouwing worden daar niet meer verwacht.