waarneming

Edgar Tinellaan

archeologisch element
ID
982558
URI
https://id.erfgoed.net/waarnemingen/982558

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 7226
    Deze aanduiding is geldig sinds

Beschrijving

Naar aanleiding van een sociaal woningproject en een positief archeologisch vooronderzoek vond op het noordelijke deel van het projectgebied een vlakdekkende opgraving plaats. Dit onderzoek bracht sporen uit de Romeinse tijd en de middeleeuwen aan het licht.

Het plangebied ligt op de westelijke flank van de Boomse Cuesta, ten zuiden van de Wullebeek. Het terrein is gelegen tussen 12.8 en 14.1 m TAW en ligt daarmee duidelijk op de flank van de cuesta richting de rivierdalen. De natuurlijke ondergrond binnen het onderzoeksgebied bestaat uit een lichtbruingrijs tot lichtgeel, matig lemig zandpakket. De iets lemigere brokken maken onderdeel uit van een verbrokkelde textuur-B-horizont, naar onder geleidelijk overgaand in de C-horizont. De roestvlekken die ook op het niveau van de lemigere brokken zijn gevormd wijzen op een matig natte ondergrond. De top van de eerder aanwezige bodem is vernietigd en opgenomen in de recent geploegde laag.

De meeste sporen situeren zich in het noordwestelijke deel van het opgegraven gebied en omvatten zowel Romeinse als middeleeuwse resten. Een groot deel van het terrein is verstoord door recentere landbouwsporen waardoor de samenhang van de sporen vaak onduidelijk blijft. 

Twee solitaire Romeinse crematiegraven op 5 m afstand van elkaar die grotendeels afgetopt waren en dus een beperkte hoeveelheid verbrand bot bevatten. Bovendien was resterende bot danig gefragmenteerd wat determinatie onmogelijk maakte. Buiten een fragment van een ijzeren nagel zijn geen grafvondsten aangetroffen. De 14C-analyses wijken van elkaar af met resp. dateringen tussen tweede helft 1ste eeuw-2de eeuw en 3de eeuw. Tijdens het proefsleuvenonderzoek kwam een scherf Romeins aardewerk aan het licht. Deze gegevens zijn de eerste sporen van Romeinse aanwezigheid in deze omgeving.  

De middeleeuwse bewoningssporen behoren tot een erf met ten minste twee bewoningsfasen.
Tot de oudste fase hoort een greppel met een gebogen verloop in de noordwestelijk hoek, wellicht het meest zuidelijke deel van een erfgreppel. De bijhorende gebouwen moeten dus buiten het plangebied gezocht worden. De greppel is op basis van aardewerk in de 12de tot 13de eeuw te dateren.
Tot de jongere fase horen 2 waterkuilen, meerdere kuilen en 3 tot 4 vermoedelijke vierpostenspiekers. Het hoofdgebouw uit deze fase is evenmin aangetroffen. De sporen ervan zijn mogelijk verstoord door een brede gracht en diepe ontgrondingen uit de nieuwe tijd. Mogelijk horen ook meerdere greppels tot deze bewoningsfase die op basis van het schaarse aardewerk in de 14de eeuw te plaatsen is.
Een mogelijke derde fase is toe te wijzen aan een gracht doorheen het onderzoeksgebied, met noordoost-zuidwest oriëntatie waarvan het vondstenmateriaal een datering in de 14de of eerste helft van de 15de eeuw veronderstelt. De interpretatie van deze gracht blijft onduidelijk.
Het aardewerkspectrum bestaat vooral uit scherven van gewoon gebruiksaardewerk, vooral Maaslands aardewerk en roodbakkend aardewerk, en kan beschouwd worden als regulier nederzettingsafval. Middeleeuwse metaalvondsten blijven beperkt tot een mogelijk fragment van een tinnen insigne, een stuk leerbeslag en een fragment van een bronzen sleutel.
Er zijn geen aanwijzingen voor ambachtelijke activiteiten. Het botanisch onderzoek uit de oudste erfgracht en beide waterkuilen heeft wel uitgewezen dat er mogelijk graanakkers in de omgeving aanwezig waren en/of dat er granen op het erf verwerkt werden.

Tenslotte zijn nog een grote hoeveelheid aan plantbedden en diverse greppels te vermelden. Deze sporen dateren waarschijnlijk uit de late 18de en vooral de 19de eeuw. De greppels zijn niet onmiddellijk te linken aan de gegevens op de historische kaarten. 

Een aantal kuilen en paalkuilen blijft ondateerbaar wegens de afwezigheid van vondsten. 


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: VUhbs archeologie

Middeleeuwse bewoning

Datering: 12de eeuw, 13de eeuw, 14de eeuw, 15de eeuw
Typologie: erven, grachten (infrastructuur), greppels, kuilen, paalkuilen, perceelsgreppels, vaatwerk, vierpostenspijkers, waterkuilen
Materiaal: aardewerk
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Sporen van een meerfasige middeleeuwse bewoning. De oudste fase betreft het zuidelijke deel van een erfgreppel (12de-13de eeuw) waarvan de gebouwen buiten het opgravingsvlak te situeren zijn. De volgende fase betreft 2 waterkuilen en 3 tot 4 vierpostenspiekers die op basis van het schaarse aardewerk in de 14de eeuw te plaatsen zijn. Een mogelijk derde fase betreft een gracht die doorheen het terrein loopt en materiaal bevat uit de 14de tot eerste helft 15de eeuw.
Pollenanalyse op stalen uit de erfgreppel en de waterkuilen toont een open landschap met graanakkers.

Niet dateerbare sporen

Typologie: kuilen, paalkuilen
Gebeurtenis:

Nieuwe tot nieuwste tijd

Datering: nieuwe tijd, nieuwste tijd
Typologie: bodemgebruik
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Beddenbouw en greppels.

Romeinse begraving

Datering: Midden-Romeinse tijd
Typologie: crematiegraven, deposities van menselijke resten
Materiaal: bot (menselijk), houtskool, ijzer
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Twee solitaire crematiegraven waarvan enkel de onderste resten bewaard bleven zodat weinig botmateriaal overbleef. De crematieresten waren sterk gefragmenteerd en waren niet meer de determineren. Er zijn geen grafvondsten vastgesteld buiten een fragment van een ijzeren nagel. De graven zijn d.m.v. 14C resp. in de 2de en 3de eeuw gedateerd.


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Edgar Tinellaan [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/982558 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.