Naar aanleiding van graafwerken voor een wadi werden meerdere kuilen met kadavers en huishoudelijk afval gevonden en onderzocht als toevalsvondst.
De kuilen waren gelegen in het alluvium van de Schijnvallei, op 150 m ten westen van de rivier en net ten oosten van de Brialmontversterking met Turnhoutsepoort. De kuilenrij is oversneden door de uitgraving van een (momenteel gedempte) vijver.
In de uitgegraven werkput voor de wadi zijn 13 kuilen geregistreerd. Ze lagen op twee parallelle rijen met noordwest tot zuiidoost oriëntering. De westelijke rij bestond uit zeven min of meer rechthoekige, op regelmatige afstand liggende kuilen (120-160 cm lang, 90-135 cm breed en nog tot 30-65 cm diep). Deze kuilen bevatten een grote hoeveelheid beenderen, ceramiek en glas. De oostelijke rij bestond uit zes cirkelvormige, op regelmatige afstand liggende, komvormige kuilen (diameter 100-140 cm en bewaarde diepte 40-60 cm). In de meeste van deze O kuilen bevatte de vulling talrijke metaalslakken.
In de westelijke rij kuilen waren honderden kadavers van honden en katten gedeponeerd samen met resten van menselijke consumptie. Tenminste 284 honden en 24 katten zijn geteld, alle jonger dan 1-1,5 jaar.
De ceramiek- glas- en metaalvondsten uit de westelijke kuilen omvat een wellicht ter plaatse gedeponeerd ensemble van gemengd tafel- en keukengerei waarbij het aandeel aan eet- en drinkgerei opvallend hoog is. Dit ensemble was scherp te dateren in het eerste decennium van de 20ste eeuw. Van de oostelijke reeks kuilen bevatten er slechts twee honderden scherven van ceramiekvormen gebruikt bij suikerraffinage die eerder algemeen te dateren zijn in de eerste helft van de 19de eeuw. In deze kuilen waren opvallend veel metaalslakken aanwezig.
Een ebonieten vouwkammetje uit dezelfde periode geldt als een bijzondere vondst.
Het zaden- en vruchtenonderzoek op de genomen stalen, bleek geen representatieve resultaten te leveren, evenmin bezorgde een houten plank in grove den bezorgde geen precieze datering.
De dierlijke resten in combinatie met de dateringen van het cultureel materiaal zijn perfect te rijmen met de grootschalige verdelgingscampagnes van honden, die historisch gekend zijn in Europa voor de periode van het eind van de 19de en het begin van de 20ste eeuw. Het is de eerste maal dat een dergelijke verdelgingscampagne archeologisch vastgelegd is.