waarneming

Naamsestraat 99

archeologisch element
ID
982714
URI
https://id.erfgoed.net/waarnemingen/982714

Beschrijving

Het proefputtenonderzoek leverden resten van muren, een kasseien loopvlak, ophogingslagen, puinlagen en kuilen op. De muren waren bakstenen muren met een grijze kalkmortel. De meeste muren, lagen en loopvlakken kunnen gerelateerd worden aan de voormalige klokkengieterij (1845-1895). Andere sporen (muren en kuilen) lijken ouder te zijn en worden gelinkt aan het klooster van de ongeschoeide Karmelieten (1602-1797). Er werd evenwel ook ouder aardewerk, daterend uit de late middeleeuwen, ingezameld.

De resultaten van de opgraving sluiten aan bij de resultaten van het vooronderzoek. Het sporenbestand bestond uit muren, vloeren, lagen en kuilen, waaronder een menselijke begraving. De sporen kwamen verspreid over 3 vlakken voor. Op basis van de relatieve stratigrafie en het vondstmateriaal konden de sporen ondergebracht worden in drie fases, namelijk de prekloosterfase (1300-1600), de kloosterfase (1600-1800) en de postkloosterfase (1800-2000). De 70-tal vondsten werden voornamelijk onderverdeeld in aardewerk, bouwmateriaal (ovenfragmenten), dierlijk bot, menselijke resten, glas en metaal (slakken, nagels, bouten). Het natuurwetenschappelijk onderzoek bestond enerzijds uit archeobotanisch onderzoek en anderzijds uit archeozoölogisch onderzoek. De waarderingen van het archeobotanisch onderzoek toonden aan dat er fruitbomen op het terrein stonden. De analyse van de dierlijke resten gaf aan dat er naast zoogdieren (rund, schaap/geit en varken), schelpdieren en gevogelte (kip), een grote hoeveelheid vissoorten werd geconsumeerd. Het gaat dan uitsluitend om zeevis. Op basis van het soortenspectrum kon de datering van kuil SP26, waaruit het staal genomen werd, achterhaald worden. De combinatie van het aanwezige aardewerk, de aangetroffen zeevisresten en de macrostalen situeren de kuil tussen 1300 en 1600, ten tijde van de opkomende bewoning langs de Naamsestraat op de overgang tussen de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Het fysisch-antropologisch onderzoek werd niet uitgevoerd omdat het skelet te fragmentair en onvolledig was. Op basis van de bouw-archeologische analyse kwam men tot het besluit dat de funderingsmuur van de voormalige kloosterkapel en de latere fabriekshal vermoedelijk was opgetrokken in de 17de eeuw.


Auteurs: Cleda, Benedicte
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Kloosterfase (1612-19de eeuw)

Datering: eerste kwart 17de eeuw
Typologie: bouwmaterialen, inhumatiegraven, kapellen (gebouwonderdelen), kelders, kloosters, kuilen, muurresten, vaatwerk
Materiaal: aardewerk, bot (dierlijk), bot (menselijk), glas, metaal, steengoed
Gebeurtenis:

Pre-klooster restanten (1300-1600)

Datering: 16de eeuw, late middeleeuwen
Typologie: afvalkuilen, vaatwerk
Materiaal: aardewerk, bot (dierlijk), metaal, plantaardig materiaal
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Op basis van het vondstmateriaal kunnen de oudste sporen teruggebracht worden tot de late middeleeuwen. De oudste, meest zekere datering, werd verkregen op basis van gebruiksaardewerk uit een afvalkuil uit de 14de en 15de eeuw. Deze datering komt overeen met de opkomende bewoning langs de Naamsestraat in die periode.

Restanten klokkengieterij (1850-2000)

Datering: tweede helft 19de eeuw
Typologie: ambachtelijke objecten, brandlagen, muurresten, onderwijsgebouwen, ophogingslagen, puinlagen, smelterijen, vloeren, waterputten
Materiaal: aardewerk, metaal
Gebeurtenis:

Relaties

  • Is deel van
    Historische stadskern van Leuven

  • Is gerelateerd aan
    Klokkengieterij Van Aerschodt: poortgebouw, woning en stadsschool


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Naamsestraat 99 [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/982714 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.