Naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een woonverkaveling, vond binnen het projectgebied een archeologische vooronderzoek plaats. Dit bestond uit een landschappelijk booronderzoek en een proefsleuvenonderzoek. 

Uit het landschappelijk bodemonderzoek is gebleken dat er nergens een podzol is aangetroffen. Het plaggendek (50 tot 58 cm) is wel overal onderscheiden.
In de boringen bevindt zich onder een 40 tot 60 cm dikke donker bruingrijze bouwvoor één of twee oudere akkerlagen. Slechts in drie boringen bleken geen oudere akkerlagen aanwezig. Overal was dus een A/C profiel aanwezig. 

De bodemprofielen aangelegd in de proefsleuven, bevestigen de A-C bodemopbouw, en de aanwezigheid van een plaggenbodem bestaande uit één of twee akkerlagen.

Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn er in de zes werkputten 121 archeologische sporen geregistreerd. Deze zijn gelijkmatig over het
hele terrein verspreid. Het merendeel van de sporen (109) bestaat uit paalkuilen. Bijkomstig zijn vier kuilen, één greppelsegment, zestien natuurlijke sporen, twee sporen van beddenbouw en twee verstoringen geregistreerd. De paalsporen en kuilen bevatten geen vondsten, sommige zijn wel gekenmerkt door de aanwezigheid van verbrande leem en/of houtskool. Op basis van van de uiterlijke kenmerken worden de sporen voorzichtig in de metaaltijden gesitueerd. In de recentere sporen van beddenbouw is een randscherf teruggevonden die mogelijk in de Romeinse periode te plaatsen is en dus als intrusief moet beschouwd worden. Het greppelsegment met noordwest-zuidoost oriëntering wordt op basis van de zeer heterogene vulling in de nieuwste tijd geplaatst.