Aangezien er geen verwachting was op een intacte paleobodem en hierdoor geen verwachting op goed bewaarde artefactensites uit de steentijd aanwezig was, kon de bodemopbouw tijdens een proefsleuvenonderzoek onderzocht worden. Er werden alleen afgetopte, afgegraven bodems, waarvan enkel een restant van de Bs-horizont van de Holocene podzolbodem bewaard is, waargenomen. Het landschap bestond uit een veengebied, dat systematisch is ontgonnen en tot akkerland is omgezet. De archeologisch relevante horizonten bevonden zich in het veen en zijn volledig verdwenen.
Er zijn uitsluitend greppels en biologische grondsporen aanwezig. De greppels worden verbonden aan de twee fasen van turfwinning in het gebied, namelijk in de 16de en in de 18de eeuw. Deze sporen maken deel uit van een systematische ontwatering van het veengebied. De greppels dateren in de turfontginning van 1738 en een niet gedateerde ontginning.
Er werd in totaal 1 archeologisch object ingezameld, het gaat om aardewerk. Het aardewerk is afkomstig uit een ongenummerde afwateringsgreppel van de turfwinning, het gaat om gedraaid en hard gebakken geglazuurd aardewerk.