Naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een woonverkaveling, vond binnen het plangebied een archeologisch vooronderzoek plaats. Dit bestond uit een landschappelijk booronderzoek en een proefsleuvenonderzoek.
Het landschappelijk booronderzoek bracht nergens een goed bewaarde B-horizont aan het licht. Slechts 1 boring vertoonde de aanwezigheid van een verstoorde (afgetopte) restant van een B-horizont, namelijk een BC-horizont. Elders is een A/C of A/AC/C profiel vastgesteld. Het archeologische niveau varieert tussen 39 en 60cm -mv. De ingemeten maaiveldhoogte van het plangebied zelf situeert zich tussen 25,39 m en 25,82 m + TAW.
De bodemprofielen die tijdens het proefsleuvenonderzoek aangelegd werden, staven en nuanceren de resultaten van het uitgevoerde landschappelijke bodemonderzoek. Alle aangelegde bodemprofielen vertonen een sterk afgetopte bodemopbouw, waarbij de moederbodem rechtstreeks door de donker bruingrijze Ap-horizont/ploeglaag wordt afgedekt op een diepte van gemiddeld 50 cm t.o.v. van het huidige maaiveld. Lokaal kan de Ap-horizont echter een dikte van 60 cm – 70 cm hebben, als gevolg van land- en tuinbouwactiviteiten in het recente verleden en het slopen van de voormalige bebouwing. In tegenstelling tot het uitgevoerde landschappelijke booronderzoek, werd tijdens het proefsleuvenonderzoek in geen van de aangelegde profielen een BC-horizont onderscheiden. Ter hoogte van enkele natuurlijke verstoringen kon plaatselijk nog wel een restant van een BC-horizont worden vastgesteld in het archeologische vlak, maar dit vormt slechts een uitzondering.
De waargenomen sporen betreffen alle natuurlijke of zeer recente sporen ten gevolge van landbouw- of bouw- en sloopactiviteiten.