De resultaten van het proefsleuvenonderzoek leverde binnen het plangebied vooral sporen gelinkt met de bosbouw die vermoedelijk op het einde van de 18de eeuw startte, op. In die periode werden grote stukken heide en woeste grond ten zuiden van Brugge omgezet in bos. De vele parallelle grachten wijzen op de aanleg van rabatten. Resten van humusrijke lagen die zijn aangetroffen kunnen mogelijk gelinkt worden met de heide. Deze werd bij het omzetten naar bos namelijk sterk vergraven waarbij o.m. de heidegrond in plaggen werd afgestoken.
Wat de weinige overige sporen betreft gaat het voornamelijk om greppels die een andere oriëntatie hebben dan de bosbouwgreppels. Gezien in de omgeving van deze greppels geen bewoningssporen, noch vondsten werden aangetroffen die wijzen op oudere bewoning of gebruik van het land, worden ze niet beschouwd als erfafbakening, maar wijzen ze enkel op de indeling en/of afwatering van het land.
In het westen bevonden zich een reeks kuilen die gezien de scherpe aflijning vrij recent moeten zijn. Enkel een weg die werd aangesneden kan worden beschouwd als een nieuw gegeven. Deze wordt op geen enkele historische kaart afgebeeld. Het blijft echter gissen naar de datering ervan.
De afwezigheid van oudere bewoningssporen wijst wederom op de arme gronden in deze regio die van nature ongunstig zijn voor landbouw en dus in oudere periodes niet werden opgezocht.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Raap België bvba