In de werkput van 57 m² werden een aantal archeologisch relevante sporen en lagen aangetroffen. Aan de hand van het vondstmateriaal kan een datering en functie toegeschreven worden aan deze restanten. Tijdens het proefsleuvenonderzoek werd bevestigd dat het niveau waarop archeologische sporen zichtbaar zijn nog bewaard is onder enkele puinrijke ophogingspakketten. Op vlak 2, op een hoogte tussen 17,74 en 18,11 m TAW en 140 cm tot 190 cm onder het maaiveld, konden de resten duidelijk afgelijnd worden.

Er werden zeven kuilen aangetroffen waarvan er enkele als beerput geïnterpreteerd kunnen worden, één mogelijke gracht, een uitbraakspoor van een muur en één houten kuip die mogelijk gebruikt werd bij het looien van leer. Op hetzelfde niveau werden ook enkele jongere houten funderingspalen en puinlaag aangetroffen. Deze sporen kunnen gezien worden als enkele structuren die in verband kunnen gebracht worden met de bewoning en met artisanale activiteiten die zich op de locatie afspeelden tijdens de late middeleeuwen en het begin van de vroegmoderne tijd. De oudste sporen kunnen ruwweg in de periode 13de-16de eeuw geplaatst worden.

Andere sporen zijn de restanten te zijn van bewoning, zoals een uitbraakspoor van een muur en een opeenvolging dunne laagjes die zichtbaar was in het profiel. Jongere sporen werden op een nog hoger niveau gevonden en bestonden uit een gootje en een restant van een vloer uit de moderne tijd. Sporen uit de Eerste Wereldoorlog werden niet aangetroffen, met uitzondering van een mogelijk restant van een schutplaats in de vorm van een golfplaat.