Tijdens het proefsleuvenonderzoek kon onder enkele 20ste-eeuwse ophogingen een archeologisch niveau aangetroffen worden. Op basis van de stratigrafie en de vondsten werd het vlak in de moderne periode gedateerd (19de-20ste eeuw). De sporen bestonden uit een deel van een vloer, een fundering, een put met onbekende functie en een afvoergoot. De aard van de sporen wijst op de aanwezigheid van inmiddels afgebroken bebouwing binnen de grenzen van het projectgebied. De sporen waren aangelegd boven op een extreem puinrijk en tamelijk los pakket dat waarschijnlijk het laatmiddeleeuwse tot vroegmoderne niveau afdekt. Ook de vondsten, bestaande uit keramisch bouwmateriaal, metaal en dierlijk bot, dateren uit deze periode. Het niveau waarop de sporen zichtbaar werden, bevond zich op ca. 130 cm onder het maaiveld en onder 20ste-eeuwse puinpakketten.
Op een dieper niveau werd de moederbodem aangesneden. Er werden echter geen archeologisch relevante sporen aangetroffen.