Naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen met bodemingreep én een positief archeologisch vooronderzoek, vond binnen een geselecteerd deel van het projectgebied een vlakdekkende opgraving plaats.
In de stratigrafie zijn 2 archeologische niveau's waar te nemen: +8,3m TAW (vloerniveau) en +6,7 tot +6,15 m TAW (grondsporen en muurwerk). In beide werkputten werd de moederbodem bereikt.
In het bovenste niveau is een vloer met bijhorende borduur vastgesteld, wellicht te dateren in de eind 18de – begin 19de eeuw.
Eveneens werden er muren, lagen, een kuil, een gootje en een gewelfde beerput aangetroffen. Enkele muren zijn op basis van vondsten (aardewerk en dierlijke resten te interpreteren als consumptieafval) en een 14C-datering op de mortel te situeren in de periode tussen 1540 en 1640. Palynologisch onderzoek op de vulling van het gootje dat naar de beerput leidde, leverde vooral informatie over de aanwezige stadvegetatie (linde). Een 14C-datering leverde een datering tussen 1490 en 1600 na Chr. Een metalen gesp, gevonden met metaaldetectie is in de 16de eeuw te dateren.
Tevens konden enkele lagen waaronder een tuinlaag en een cirkelvormige kuil aan de hand van het vondstmateriaal gedateerd worden in de late middeleeuwen. De tuinlaag is op basis van 14C-datering gedateerd tussen 1280 en 1390 na Chr.