Naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een woonverkaveling en bijhorende infrastructuurwerken, vond binnen het plangebied een archeologsich vooronderzoek plaats. Dit bestond uit landschappelijke boringen en proefsleuven. 

Binnen het onderzoeksgebied werd een beperkte variatie in de bodemopbouw vastgesteld. Overal blijkt sprake van een A-C bodemopbouw. De A horizont varieert van een ploeglaag naar een antropogene humus A horizont of een plaggendek. De noordelijke zone is duidelijk hoger gelegen dan de zuidelijke zone.

Het proefsleuvenonderzoek stelde het archeologisch niveau vast op een diepte tussen 40 en 110 cm onder het maaiveld of op een hoogte tussen 11,65 en 7,76 m TAW. Dit verschil in hoogte is te wijten aan het feit dat het terrein afhelt naar het zuiden toe.
De bodemprofielen sluiten niet helemaal aan bij de waarnemingen uit de eerder genomen stappen in het vooronderzoek. Zo is er spraken van verstoring van de moederbodem in het noordoostelijke en het zuidelijke deel van het onderzoeksgebied. De andere zones sluiten wel aan bij de voorgaande stappen van het onderzoek. 
In totaal werden 174 sporen geregistreerd, waarvan 58 paalsporen, 19 kuilen, 29 greppels, 22 sporen van beddenbouw, 14 ploegsporen, 21 verstoringen en 11 natuurlijke sporen. De sporen bevonden zich op een diepte tussen 40 en 110 cm onder het maaiveld. De meeste sporen
werden verspreid over het hele terrein aangetroffen. Tevens zijn 11 vondsten verzameld. Het gaat deels om aardewerk afkomstig uit beddenbouwsporen dat te dateren is tussen de late middeleeuwen en nieuwe tijd, en deels om handgevormd aardewerk uit de metaaltijden afkomstig uit oudere sporen. Dit aardewerk is typologisch te datering tussen de late bronstijd en vroege ijzertijd.

De paalsporen zijn niet tot een structuur te reconstrueren. Een aantal recentere paalsporen staan wel op een rij parallel aan een greppel en zijn als omheining te interpreteren.
Acht kuilen zijn op basis van aflijning, kleur en vondsten tot de metaaltijden te rekenen. Elf andere kuilen zijn gedateerd in de nieuwe tot nieuwste tijd.
Het merendeel van de greppels is toe te schrijven aan recente perceelsgrenzen. Alle greppels zijn gedateerd in de nieuwe tot nieuwste tijd. 
De sporen van beddenbouw bevinden zich voornamelijk op de zuidelijke helling van het centrale, hoger gelegen deel van het plangebied (net onder de Doelstraat). Deze sporen zijn aan de hand van het aangetroffen aardewerk te dateren in de late middeleeuwen tot de nieuwe tijd.

Het zuidelijke en het noordelijke deel van het terrein waren te ernstig verstoord om nog waardevolle archeologische sporen te bevatten.