Rondom het voormalige erf van Vloedstraat 60 werden een drietal proefsleuven getrokken. In één van de proefsleuven werd een kleine kelder, opgebouwd uit bakstenen, aangetroffen. Er wordt aangenomen dat deze kelder behoorde tot een gebouw. Op de Atlas der Buurtwegen (ca.1840) en de kaart van Vandermaelen (1846-1854) staat op de locatie van de aangetroffen kelder geen gebouw afgebeeld, wat doet vermoeden dat er een gebouw heeft gestaan dat ouder of jonger is dan de periode 1840-1854. Aangezien de aangetroffen bakstenen overeenkomen met die van het ten tijde van het proefsleuvenonderzoek in gebruik zijnde huis, dat op basis van de muurankers in 1855 gedateerd wordt, is het aannemelijker dat het gebouw waartoe de kelder behoorde na 1855 gebouwd werd. In de vulling van de kelder werd slechts een geringe hoeveelheid vondstmateriaal aangetroffen. Het gaat om vondstmateriaal dat in de 18de eeuw te dateren is, maar dit zegt echter niet zoveel over de datering van de kelder omdat het ook om intrusief materiaal kan gaan. Wel dateert het de kelder in of na de 18de eeuw.

Bij de aanleg van een kijkvenster rondom de kelder werden nog een aantal sporen aangetroffen. Het is niet duidelijk of deze sporen te linken zijn aan de
kelder en mogelijk bijbehorende gebouw. Op basis van de aangetroffen sporen kunnen hierover geen duidelijke uitspraken gedaan worden. Waarschijnlijk waren de funderingen van de 18de- en 19de-eeuwse gebouwen te ondiep en zijn ze bij latere landbewerking verdwenen, waardoor ze archeologisch niet meer waar te nemen zijn. Verder werd er nog een landweg onderzocht, die niet verder terug lijkt te gaan dan de 19de eeuw. Ook op deze vindplaats was er een spoor van een granaatinslag aanwezig.