Naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een woonverkaveling, vond binnen het plangebied een archeologisch vooronderzoek plaats bestaande uit een landschappelijk booronderzoek en een proefsleuvenonderzoek.
De 6 landschappelijke boringen vertoonden alle een A/C-bodemopbouw met vanaf 70-85cm een klei-zandsubstraat. De A-horizont bestond bij zowat alle boringen uit fijn zwart humusrijk zand (tussen de 30 en 55 cm dik) met daaronder meteen het geelgrijze dekzand. In één boring werd nog een weinig bewaarde Bs-/BC-horizont aangetroffen met een dikte van circa 5 cm.
Landschappelijke boringen hebben uitgewezen dat een archeologisch niveau zich bevindt op een diepte van ca. 35 en 50 cm onder het maaiveld.
De bodemkundige vaststellingen werden bevestigd in de twee bodemprofielen die geregistreerd werden tijdens het proefsleuvenonderzoek: voornamelijk A/C-profielen met lokaal een restant van een B-horizont. De bodem is te omschrijven als matig nat zand onder een plaggenbodem (Zdm).
Het terrein helt af richting noordoosten, richting Heiloop. De hoogte varieert tussen 31,59 en 32,50 m +TAW.
De 3 geregistreerde spoornummers betreffen een natuurlijk spoor en 2 greppels waarvan er zeker één geïnterpreteerd is als een recente perceelsgreppel. Verspreid over het terrein werden verscheidene verstoringen aangetroffen. Vondsten waren niet aanwezig.