omvat de aanduiding als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 15279
Deze aanduiding is geldig sinds
omvat de aanduiding als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 15280
Deze aanduiding is geldig sinds
Ter hoogte van de huisnummers 3 tot en met 5 in de straat Nattenhaasdonk werd een noordoost-zuidwest georiënteerde bakstenen muur blootgelegd met een totale lengte van 50,5 meter. De muur loopt niet in een rechte lijn maar vertoont centraal een knik in zuidelijke richting. Zowel in het noordoosten als in het zuidwesten grenst de muur onmiddellijk aan een meters diepe gracht, die tijdens het onderzoek volledig werd doorsneden. De noordoostelijke gracht was ca. 15 meter breed. De zuidwestelijke gracht is meer dan dubbel zo breed, minstens 34,6 meter. Beide grachten waren dus oorspronkelijk veel breder dan wat nog is weergegeven op het primitief kadasterplan. Er zijn ook aanwijzingen dat de opgegraven ommuring wellicht het volledige middeleeuwse hof heeft omsloten.
In de opgegraven muur konden vier tot vijf verschillende bouwfasen herkend worden. Onder de baksteenfase is op enkele plaatsen nog het restant aanwezig van een muurfase die was opgetrokken met een parement van Doornikse kalksteen en een muurkern die volledig bestond een grijsgroenige zandsteen en een zandige gele mortel. In de muurkern bevonden zich naast veldsteen ook verschillende hergebruikte dakpanfragmenten van het Romeinse type (tegulae en imbrices). Het is moeilijk om uit te maken of het hier effectief om hergebruikt Romeins materiaal gaat. Dit type van dakbedekking was namelijk nog tot in het midden van de 12de eeuw in gebruik was. Vanaf dan geraken tegulae in onbruik.
Zowel bij de oudste muurfase (in natuursteen) als de bij de recentere muurfase (in baksteen), bevonden zich aan de binnenzijde van de muur verschillende steunberen op korte afstand van elkaar. De aanwezige steunberen waren wellicht oorspronkelijk door rondbogen met elkaar verbonden. Hun aanwezigheid wijst er op dat langs de binnenzijde van de muur een zogenaamde ‘omloop’ of ‘weergang’ aanwezig was, typisch voor een verdedigingsmuur, en van waarop verdedigers een vijand konden bestoken. De ganse muurconstructie is dus onderdeel van een verdedigingsmuur.
Het is niet evident om de oudste bouwfase van de versterking te dateren. De opgraving was daarvoor te beperkt in oppervlak en er werd weinig dateerbaar archeologisch materiaal opgegraven. Toch doet de aanwezigheid van metselwerk in veldsteen en het gebruik van dakpanfragmenten van het Romeinse type, een vrij vroege datering vermoeden, mogelijk vóór 1200. Een eerste grondige verbouwing van de natuurstenen muur kan ten vroegste in de 14de eeuw gedateerd worden. In een derde fase werd de muur in natuursteen grotendeels heropgebouwd in baksteen. Een radiokoolstofdatering laat toe om te concluderen dat deze bakstenen bouwfase wellicht tussen 1455 en 1515 tot stand is gekomen. Enkele bouwnaden wijzen er op dat de muur in baksteen daarna nog minstens één maal grondig verbouwd werd. In een allerlaatste fase is een deel van het bakstenen buitenparement van de muur afgekapt en vernieuwd. Deze ingreep hangt zonder twijfel samen met de integratie van een deel van de verdedigingsmuur in de gebouwen van het 19de-eeuwse hof, zoals die nog zijn weergegeven op het primitief kadasterplan.
Ten laatste op het einde van de 12de eeuw woonde er een ridderlijk geslacht in Nattenhaasdonk (de Haucxdonc/de Hexdunc), die als leenmannen in dienst stonden van de heer van Bornem. Op basis van eerder archeologisch onderzoek reconstrueerden archeologen hun woonplaats als een omgracht ridderhof, met een houten poortgebouw en houtlemen gebouwen. Dat beeld moet op basis van recenter archeologisch onderzoek bijgesteld worden. De opgravingsresultaten uit 2019 wijzen er op dat er al vrij vroeg, mogelijk vóór 1200, een belangrijke verstening plaatsvond op de site. Een natuurstenen muur met een parement in Doornikse kalksteen, en voorzien van een weergang, wijst er op dat de site in Nattenhaasdonk niet enkel een residentiële maar ook al zeer vroeg een belangrijke militaire functie had.
Ten vroegste na 1455 is er nog een belangrijke verbouwingsfase van de versterking (in baksteen). Die lange continuïteit van Nattenhaasdonk als versterking hangt wellicht samen met het toenemend belang van het nabijgelegen Rupelmonde als grafelijke versterking (waterburcht), als plaats waar tol werd geheven en als belangrijke overgang (veer) over de Schelde.
Bron: VAN DEN HOVE P. 2025: Een andere kijk op de archeologische site Nattenhaasdonk (gemeente Bornem), Mededelingen van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant 36, 24-31.
Auteurs: Van den Hove, Peter
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)