Ter hoogte van de huisnummers 3 tot en met 5 in de straat Nattenhaasdonk werd een noordoost-zuidwest georiënteerde bakstenen muur blootgelegd met een totale lengte van 50,5 meter. De muur loopt niet in een rechte lijn maar vertoont centraal een knik in zuidelijke richting. Zowel in het noordoosten als in het zuidwesten grenst de muur onmiddellijk aan een meters diepe gracht, die tijdens het onderzoek volledig werd doorsneden. De noordoostelijke gracht was ca. 15 meter breed. De zuidwestelijke gracht is meer dan dubbel zo breed, minstens 34,6 meter. Beide grachten waren dus oorspronkelijk veel breder dan wat nog is weergegeven op het primitief kadasterplan. Er zijn ook aanwijzingen dat de opgegraven ommuring wellicht het volledige middeleeuwse hof heeft omsloten.
In de opgegraven muur konden vier tot vijf verschillende bouwfasen herkend worden. Onder de baksteenfase is op enkele plaatsen nog het restant aanwezig van een muurfase die was opgetrokken met een parement van Doornikse kalksteen en een muurkern die volledig bestond een grijsgroenige zandsteen en een zandige gele mortel. In de muurkern bevonden zich naast veldsteen ook verschillende hergebruikte dakpanfragmenten van het Romeinse type (tegulae en imbrices). Het is moeilijk om uit te maken of het hier effectief om hergebruikt Romeins materiaal gaat. Dit type van dakbedekking was namelijk nog tot in het midden van de 12de eeuw in gebruik was. Vanaf dan geraken tegulae in onbruik.
Zowel bij de oudste muurfase (in natuursteen) als de bij de recentere muurfase (in baksteen), bevonden zich aan de binnenzijde van de muur verschillende steunberen op korte afstand van elkaar. De aanwezige steunberen waren wellicht oorspronkelijk door rondbogen met elkaar verbonden. Hun aanwezigheid wijst er op dat langs de binnenzijde van de muur een zogenaamde ‘omloop’ of ‘weergang’ aanwezig was, typisch voor een verdedigingsmuur, en van waarop verdedigers een vijand konden bestoken. De ganse muurconstructie is dus onderdeel van een verdedigingsmuur.
Het is niet evident om de oudste bouwfase van de versterking te dateren. De opgraving was daarvoor te beperkt in oppervlak en er werd weinig dateerbaar archeologisch materiaal opgegraven. Toch doet de aanwezigheid van metselwerk in veldsteen en het gebruik van dakpanfragmenten van het Romeinse type, een vrij vroege datering vermoeden, mogelijk vóór 1200. Een eerste grondige verbouwing van de natuurstenen muur kan ten vroegste in de 14de eeuw gedateerd worden. In een derde fase werd de muur in natuursteen grotendeels heropgebouwd in baksteen. Een radiokoolstofdatering laat toe om te concluderen dat deze bakstenen bouwfase wellicht tussen 1455 en 1515 tot stand is gekomen. Enkele bouwnaden wijzen er op dat de muur in baksteen daarna nog minstens één maal grondig verbouwd werd. In een allerlaatste fase is een deel van het bakstenen buitenparement van de muur afgekapt en vernieuwd. Deze ingreep hangt zonder twijfel samen met de integratie van een deel van de verdedigingsmuur in de gebouwen van het 19de-eeuwse hof, zoals die nog zijn weergegeven op het primitief kadasterplan.
Ten laatste op het einde van de 12de eeuw woonde er een ridderlijk geslacht in Nattenhaasdonk (de Haucxdonc/de Hexdunc), die als leenmannen in dienst stonden van de heer van Bornem. Op basis van eerder archeologisch onderzoek reconstrueerden archeologen hun woonplaats als een omgracht ridderhof, met een houten poortgebouw en houtlemen gebouwen. Dat beeld moet op basis van recenter archeologisch onderzoek bijgesteld worden. De opgravingsresultaten uit 2019 wijzen er op dat er al vrij vroeg, mogelijk vóór 1200, een belangrijke verstening plaatsvond op de site. Een natuurstenen muur met een parement in Doornikse kalksteen, en voorzien van een weergang, wijst er op dat de site in Nattenhaasdonk niet enkel een residentiële maar ook al zeer vroeg een belangrijke militaire functie had.
Ten vroegste na 1455 is er nog een belangrijke verbouwingsfase van de versterking (in baksteen). Die lange continuïteit van Nattenhaasdonk als versterking hangt wellicht samen met het toenemend belang van het nabijgelegen Rupelmonde als grafelijke versterking (waterburcht), als plaats waar tol werd geheven en als belangrijke overgang (veer) over de Schelde.
Bron: VAN DEN HOVE P. 2025: Een andere kijk op de archeologische site Nattenhaasdonk (gemeente Bornem), Mededelingen van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant 36, 24-31.
Auteurs: Van den Hove, Peter
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van den Hove P. 2025: Een versterkte site [online], https://id.erfgoed.net/teksten/446590 (geraadpleegd op ).
De werfbegeleiding ter hoogte van de beschermde archeologische zone liet toe inzicht te verschaffen in de aanwezigheid en bewaringstoestand van het voormalige Nethof en dan meer bepaald het voormalige poortgebouw en een gedeelte van de walgracht en bracht heel wat nieuwe en interessante landschappelijke/bodemkundige gegevens naar voren.
Landschappelijk is het onderzoeksgebied gesitueerd op de overgang van een zuidoostelijke uitloper van de oost-west verlopende Nattenhaasdonk en een lagergelegen alluviale gedeelte gekenmerkt door de aanwezigheid van een met kleiige afzettingen opgevuld microgeulensysteem. Uit de bodemkundige profielen is ook duidelijk gebleken dat voor de inplanting van het Nethof lokaal het terrein nog extra werd opgehoogd in functie van het creëren van een kunstmatige aanaarding, wellicht met de tijdens de aanleg van de walgracht bekomen materiaal.
Op basis van de koppeling tussen de historische bronnen en de aangetroffen structuren kan het aangetroffen muurwerk zonder twijfel in verband gebracht worden met het poortgebouw. De fundering van het poortgebouw wordt gekenmerkt door een westelijke en een oostelijke gebouwvleugel met een totale breedte van ca. 50 m. Een ca. 8 m brede opening tussen beide gebouwvleugels kan met de toegang tot het Nethof in verband gebracht worden. Deze opening komt op basis van historische kaarten dan ook duidelijk overeen met de weergegeven toegangsweg. Beide gebouwvleugels vertonen minstens een tweetal bouwfasen, waarbij de oudste fase op basis van de uitgevoerde 14C-datering tussen 1600 en 1620 te dateren is. Ook het aangetroffen gebruiksaardewerk uit de aanleg van beide gebouwvleugels wijst in die richting. Langsheen de voorzijde van het poortgebouw (zuidzijde), de west- en oostzijde werd het poortgebouw geflankeerd door een brede walgracht.
In het aangetroffen muurwerk werden enkele duidelijke verbouwingsfasen opgemerkt. Op basis van de 14C-datering op de boomstronken onderaan de oudste fase kan een datering vooropgesteld worden rond 1600. De opbouw van de muren en vondsten in de aanlegkuil doen wel vermoeden dat tenminste een deel van het poortgebouw een laatmiddeleeuwse oorsprong kent. Het hof wordt voor het eerst vermeld in het begin van de 15de eeuw. Op basis van de resultaten van de opgraving kan mogelijk de oostelijke fundering van het poortgebouw uit deze tijd stammen op basis van de bouwwijze en verschillende axialiteit dan de ander delen van de fundering
In de tweede helft van de 19de eeuw werd het poortgebouw afgebroken en de grachten deels gedempt. Met het rechttrekken van de weg vanuit Hingene naar Groenendijk in 1888 kwam het tracé ervan over het voormalige poortgebouw te liggen.
Langsheen de voorzijde van het poortgebouw (zuidzijde), de west- en oostzijde werd het poortgebouw geflankeerd door een brede walgracht die blijkens de aardewerkvondsten in onbruik geraakte in de loop van de 17de-18de eeuw.
Het Nethof of Boonhof is sedert de volle middeleeuwen een imposante site met walgracht te zijn, een meervoudige “Moated site”, wellicht geassocieerd met een regionale elite, nl. de ridders van Haasdonck. Vanaf het begin van de 15de eeuw wordt in denombrementen, cijnsboeken en verkoopackten regelmatig hof, boonhof of boenhof van Nattenhaasdonk vermeld. In 1652 wordt het Nethof beschreven in een aankondiging voor de verkoop van het hof en is er ondermeer sprake van; “...met eene optreckende brugge met syne wallen...’’, maw, een ophaalbrug en walgracht. Een ‘memorie van metswercken ende reparatien die gemaeckt moeten worden aen opper en nederhuysinge van ’t hof neffens de capelle van Nattenhaesdonck’, die dateert van 1662, maakt duidelijk dat het hof bestaat uit een opperhof en een neerhof. Het hof, gebouwd op een verhevenheid, is volledig omgeven door een wal. Een toegangsweg met dreef en ophaalbrug over de wal verschaft toegang tot het hof. In de aanbesteding is ook sprake van een toren en een gaanderij. Hieruit blijkt dat er tevens herstellingen werden uitgevoerd. Beide gebouwvleugels vertonen in het muurwerk dan enkele duidelijke verbouwfasen. Dit kwam duidelijk naar voren uit het archeologische onderzoek, bijvoorbeeld zichtbaar in de opbouw van de westelijke funderingsmuren. Naar aanleiding van een rechtsgeding omtrent de aanplanting van een haag werd door landmeter Van Landeghem op 9 december 1705 een situatieschets gemaakt van het hof. Deze schets is de enige iconografische bron waarop het hof en de kerk is afgebeeld en is dan ook een zeer belangrijke bron voor het interpreteren van de aangetroffen resten van de walgracht en het poortgebouw! De legende spreekt o.m. van “wal van Coolman” (= westelijke gracht) en “brug over den wal”. De schets geeft het poortgebouw met centrale poorttoegang zeer duidelijk weer als een volwaardige L-vormige gebouwvleugel met zadeldak.
Op basis van de koppeling tussen de historische bronnen en de aangetroffen structuren kan het aangetroffen muurwerk zonder twijfel in verband gebracht worden met het poortgebouw. De fundering van het poortgebouw wordt gekenmerkt door een westelijke en een oostelijke gebouwvleugel met een totale breedte van ca. 50m. Een ca. 8m brede opening tussen beide gebouwvleugels kan met de toegang tot het Nethof in verband gebracht worden. Deze opening komt op basis van historische kaarten dan ook duidelijk overeen met de weergegeven toegangsweg. Beide gebouwvleugels vertonen minstens een tweetal bouwfasen, waarbij de oudste fase op basis van de uitgevoerde 14C-datering tussen 1600 en 1620 te dateren is. Ook het aangetroffen gebruiksaardewerk uit de aanleg van beide gebouwvleugels wijst in die richting. Langsheen de voorzijde van het poortgebouw (zuidzijde), de west- en oostzijde werd het poortgebouw geflankeerd door een brede walgracht.
In het aangetroffen muurwerk werden enkele duidelijke verbouwingsfasen opgemerkt. Op basis van de 14C-datering op de boomstronken onderaan de oudste fase kan een datering vooropgesteld worden rond 1600. De opbouw van de muren en vondsten in de aanlegkuil doen wel vermoeden dat tenminste een deel van het poortgebouw een laatmiddeleeuwse oorsprong kent. Het hof wordt voor het eerst vermeld in het begin van de 15de eeuw. Op basis van de resultaten van de opgraving kan mogelijk de oostelijke fundering van het poortgebouw uit deze tijd stammen op basis van de bouwwijze en verschillende axialiteit dan de ander delen van de fundering
In de tweede helft van de 19de eeuw werd het poortgebouw afgebroken en de grachten deels gedempt. Met het rechttrekken van de weg vanuit Hingene naar Groenendijk in 1888 kwam het tracé ervan over het voormalige poortgebouw te liggen.
Langsheen de voorzijde van het poortgebouw (zuidzijde), de west- en oostzijde werd het poortgebouw geflankeerd door een brede walgracht die blijkens de aardewerkvondsten in onbruik geraakte in de loop van de 17de-18de eeuw.
Het Nethof of Boonhof is sedert de volle middeleeuwen een imposante site met walgracht te zijn, een meervoudige “Moated site”, wellicht geassocieerd met een regionale elite, nl. de ridders van Haasdonck. Vanaf het begin van de 15de eeuw wordt in denombrementen, cijnsboeken en verkoopackten regelmatig hof, boonhof of boenhof van Nattenhaasdonk vermeld. In 1652 wordt het Nethof beschreven in een aankondiging voor de verkoop van het hof en is er ondermeer sprake van; “...met eene optreckende brugge met syne wallen...’’, met andere woorden, een ophaalbrug en walgracht. Een ‘memorie van metswercken ende reparatien die gemaeckt moeten worden aen opper en nederhuysinge van ’t hof neffens de capelle van Nattenhaesdonck’, die dateert van 1662, maakt duidelijk dat het hof bestaat uit een opperhof en een neerhof. Het hof, gebouwd op een verhevenheid, is volledig omgeven door een wal. Een toegangsweg met dreef en ophaalbrug over de wal verschaft toegang tot het hof. In de aanbesteding is ook sprake van een toren en een gaanderij. Hieruit blijkt dat er tevens herstellingen werden uitgevoerd. Beide gebouwvleugels vertonen in het muurwerk dan enkele duidelijke verbouwfasen. Dit kwam duidelijk naar voren uit het archeologische onderzoek, bijvoorbeeld zichtbaar in de opbouw van de westelijke funderingsmuren. Naar aanleiding van een rechtsgeding omtrent de aanplanting van een haag werd door landmeter Van Landeghem op 9 december 1705 een situatieschets gemaakt van het hof. Deze schets is de enige iconografische bron waarop het hof en de kerk is afgebeeld en is dan ook een zeer belangrijke bron voor het interpreteren van de aangetroffen resten van de walgracht en het poortgebouw! De legende spreekt o.m. van “wal van Coolman” (= westelijke gracht) en “brug over den wal”. De schets geeft het poortgebouw met centrale poorttoegang zeer duidelijk weer als een volwaardige L-vormige gebouwvleugel met zadeldak.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: ABO NV
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2022: Poortgebouw en walstructuur [online], https://id.erfgoed.net/teksten/369121 (geraadpleegd op ).