Het onderzoek leverde slechts een beperkt aantal sporen en vondsten op. In werkput 21 werden in de vulling van een kuil zes scherven van één Romeins stuk aardewerk gevonden. Het betreft reducerend gebakken aardewerk met een lokale of regionale herkomst. Tijdens de aanleg van het vlak werd in het colluvium een middeleeuws fragment aangetroffen. Deze scherf bevond zich hoogstwaarschijnlijk niet in situ.
In werkput 22 werd een perceelsgreppel aangesneden die zichtbaar is op de 19de-eeuwse Poppkaart.
De meest interessante sporenconcentratie bevond zich in werkput 23 op de flank van een heuvelrug, vlakbij een aftakking van de Molenbeek. Er werden vier greppels, twee kuilen en een brandrestengraf aangetroffen. Vier sporen brachten Romeins aardewerk aan het licht. In het brandrestengraf werden een handgevormd bord en een dunwandige beker gevonden. Beide types komen voor gedurende de tweede helft van de 1ste tot en met de eerste helft van de 3de eeuw. De 14C-datering op hout afkomstig uit het graf bevestigt de datering tussen 125 en 318 na Chr. In een kuil werd een kookpot aangetroffen die eveneens dateert in de tweede helft van de 2de tot de 3de eeuw. De aard en datering van deze sporen doet vermoeden dat het gaat om randfenomenen van een nederzetting uit de midden- tot laat-Romeinse tijd (eerste helft van de 2de tot 3de eeuw).