waarneming

Reppelerweg

archeologisch element
ID
983155
URI
https://id.erfgoed.net/waarnemingen/983155

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 6274
    Deze aanduiding is geldig sinds

Beschrijving

Aan de Reppelerweg werd een kleine opgraving uitgevoerd op een terrein dat grenst aan de Sint-Willibrorduskerk van Reppel. De archeologische site bleek zeer waardevol te zijn. Er werden sporenuit twee perioden aangetroffen (Romeins en middeleeuws), waarbij voornamelijk het relict van een
volmiddeleeuws boerderijerf interessant is. 

Hoewel de site op zich waardevolle sporen en vondsten heeft opgeleverd, is de bewaringstoestand van zowel de sporen als de vondsten eerder slecht. De combinatie van het kurkdroge zand en het ondoordringbare grind maakt de moederbodem waarin de sporen voorkomen moeilijk te onderzoeken. Het opschaven en couperen van de sporen vormde een uitdaging. Ondanks de verwachte afdekking door een plaggendek, waren sommige sporen slechts enkele centimeters diep bewaard. Sommige sporen waren sterk uitgeloogd en kort na het blootleggen reeds moeilijk te onderscheiden van de moederbodem. Ook de bewaringscondities van de spoorvullingen voor organische resten bleek slecht te zijn.

Landschappelijk gezien ligt het terrein op de hogere gronden ten noorden van de vallei van de Abeek. Deze hogere gronden waren waarschijnlijk een aantrekkelijkere locatie voor bewoning. Tijdens de opgraving werd dan ook een kleine nederzetting aangetroffen. De sporen kunnen in verband gebracht worden met een volmiddeleeuws erf, al wijzen een aantal oudere sporen ook op Romeinse activiteit. Onder andere de beperkte omvang van het opgravingsterrein bemoeilijkte het onderzoeken en interpreteren van de aangetroffen sporen. Uiteindelijk konden de middeleeuwse sporen toch herleid worden tot drie gebouwplattegronden, een waterput, een mogelijke hooimijt en een mogelijk puthuisje. Wat betreft de gebouwplattegronden gaat het telkens om gedeeltelijk bewaarde plattegronden die niet in de bestaande typologieën onder te brengen zijn. Door een gebrek aan onderzoek in de nabije omgeving is er ook geen lokaal vergelijkingsmateriaal voorhanden. Het is daarom niet duidelijk welke functie de gebouwen hadden: welke de hoofdgebouwen en welke de bijgebouwen zijn. Hoewel structuur 2 duidelijk diepere paalkuilen heeft dan structuur 1 en dit mogelijk een indicatie is voor een determinatie als hoofdgebouw. Alleszins gaat het om gebouwen met een woonfunctie of gebouwen die bedoelt zijn voor andere (artisanale?)
activiteiten. Verder bouwend op die laatste veronderstelling zou het atypische voorkomen van de gebouwplattegronden ook te verklaren kunnen zijn op grond van de locatie waar ze zich bevinden. Dit volmiddeleeuwse erf bevindt zich namelijk net naast de Sint-Willibrorduskerk. Volgens de geschreven bronnen richtte de abdij van Echternach de kerk op rond het midden van de 11de eeuw. Onder het oude koor en de toren van de Sint-Willibrorduskerk resteert nog een fundering van breuksteen, waaronder Maaskeien, die mogelijk afkomstig is van deze 11de-eeuwse (oost-west georiënteerde) Romaanse kerk.
De datering van de aangetroffen middeleeuwse sporen komt – op basis van het aardewerk (10de-13de eeuw) en de koolstofdatering (1020 tot 1160 n.Chr.) - overeen met de ontstaansgeschiedenis van de Sint-Willibrorduskerk. De mogelijkheid bestaat dat het dus niet om een klassiek middeleeuws erf, maar om een middeleeuwse bouwwerf gaat. Met andere woorden de werfzone rondom de kerk die uitgerust was met de benodigde overdekte voorzieningen voor de arbeiders en de ambachtslui die aan het nieuwe kerkgebouw werkten. In dit geval zou de hooimijt misschien een minder plausibele structuur zijn en dient deze geïnterpreteerd te worden als (een deel van) een ander soort (bij)gebouw.

Mede vanwege de beperkte omvang van de opgravingszone en de specifieke samenstelling van de moederbodem kent het onderzoek zijn beperkingen en blijven vele vragen onbeantwoord. Deze opgraving moet dus vooral gezien worden als een eerste aanzet tot het onderzoeken van de omgeving
van Reppel. Mochten er in de toekomst bijkomende onderzoeken op naburige terreinen worden uitgevoerd, dan kunnen deze misschien meer duidelijkheid scheppen over het huidige project.


Bron: Van den Bruel L. & J. Van Roy 2021: De archeologische opgraving aan de Reppelerweg te Bocholt (project RUP Reppel Fase 1), Tienen.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Studiebureau Archeologie Tienen

Erf volle middeleeuwen

Datering: volle middeleeuwen
Typologie: bijgebouwen, gebouwplattegronden, hoeven, kuilen, muurresten, paalkuilen, vaatwerk, waterputten
Materiaal: aardewerk, bot (dierlijk), houtskool, ijzer, natuursteen
Gebeurtenis:

Romeinse sporen

Datering: Romeinse tijd
Typologie: kuilen, paalkuilen, vaatwerk
Context: agrarische nederzettingen
Materiaal: aardewerk, bot (dierlijk), natuursteen
Gebeurtenis:

Relaties

  • Is gerelateerd aan
    Parochiekerk Sint-Willibrordus


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Reppelerweg [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/983155 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.