Tijdens grondwerken stootte men op een betonplaat van ongeveer 25 cm dik. Bij het verwijderen ervan vond men een onderliggende bakstenen constructie. Men stopte met graven en verwittigde de stad/archivaris van de stad Vilvoorde die ter plaatse kwam. Hij meldde deze vondst aan het agentschap. Ondertussen vond de archivaris een plan van 4 te maken schuilkelders uit 1940 en een beschrijving ervan in het archief van Vilvoorde. Deze aangetroffen en gedocumenteerde schuilkelder heeft exact dezelfde vorm en uitvoering als weergegeven op het oude plan.
De kelder had de vorm van 2 U's naast elkaar. Via een trap aan weerszijden kon men in de kelder geraken. De onderzijde van de trappen kon worden afgesloten met een deur. Deze zijn niet meer aanwezig maar restanten van hengsels zijn nog zichtbaar. In de gangen van de kelder waren sokkels voorzien onderaan besmeerd met een grijze, afgestreken cementmortel. Hierboven waren resten van houten balken zichtbaar die waarschijnlijk wijzen op houten zitbanken voor de mensen die zich hier verschuilden. Op enkele plaatsen waren ventilatie kokers voorzien, afgedekt met roosters (er was er nog één aanwezig). De vloer bestaande uit steenbrokkenbeton was bestreken met eenzelfde gladde grijze cementmortellaag.