Naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor sloop- en nieuwbouwwerken, vond binnen het projectgebied een archeologisch vooronderzoek plaats in de vorm van een landschappelijk booronderzoek en een proefsleuvenonderzoek. Dit onderzoek bracht geen relevante archeologische sporen aan het licht.
Het landschappelijk booronderzoek toonde een bodemopbouw die in te delen was in twee types nl. Aan/C en A/C. De bodem bestaat uit lemig zand.
De hoogte van het maaiveld varieert over het terrein en schommelt tussen 16 en 16,5 m TAW. Door de dikke toplaag lag het archeologisch vlak relatief diep. Deze lag op een hoogte tussen 15,1 en 15,7 m TAW.
In de proefsleuven zijn 4 bodemprofielen geregistreerd. Deze bevestigden de waarnemingen van het landschappelijk booronderzoek.
Slechts in 1 proefsleuf zijn twee sporen geregistreerd. Verder waren een aantal natuurlijk sporen en vele recente verstoringen aanwezig. De sporen omvatten een kuil die later als een natuurlijk spoor geïnterpreteerd is, en een gracht met een noordoost-zuidwest oriëntatie en een zwarte humeuze vulling. Er waren geen vondsten aanwezig die een datering zouden kunnen vooropstellen.