Naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de heraanleg van een beek, vond binnen het plangebied een proefsleuvenonderzoek plaats. 

Het plangebied stijgt van 11,3 m TAW in het oosten naar 11,8 m TAW centraal en daalt dan weer naar 11,3 m TAW in het westen.

In de aangelegde bodemprofielen is nergens tussen de Ap- en de C-horizont een B-horizont waargenomen. Toch is er plaatselijk een tussenliggende laag (max. 15cm dik) waargenomen die niet natuurlijk lijkt te zijn, o.a. door de aanwezigheid van brokjes baksteen en plaatselijk brokken puin en plastic. Omdat de omringende terreinen, met name het terrein dat onmiddellijk ten oosten ervan ligt, nat tot zeer nat is, lijkt het er op dat men het terrein hier deels heeft opgehoogd om ervoor te zorgen dat het droog genoeg ligt. 
In totaal zijn in de negen sleuven 49 spoornummers uitgedeeld. Greppels/grachten, meestal met een noord-zuid oriëntatie, maken het grootste deel uit van het sporenbestand, gevolgd door recente vergravingen. Een drietal paalkuilen is herkend en drie kuilen. Alle sporen zijn van recente of subrecente datering en kunnen in de nieuwste tijd worden geplaatst. De greppels zijn niet onmiddellijk te relateren aan de historische kaarten, ze lijken eerder afwateringsgreppels te zijn geweest. 
Op een baksteenfragment na, zijn geen vondsten te vermelden.