Zowel tijdens het vooronderzoek als tijdens de opgraving werd een chronologie vastgesteld die correspondeerde met drie archeologische niveaus.
De oudste sporen bestaan uit een vondstconcentratie uit de IJzertijd. Deze kon op basis van de kenmerken van het aardewerk worden gedateerd in de vroege La Tène periode. De vondsten konden niet met zekerheid aan een spoor worden gelinkt.
De oudste middeleeuwse sporen bestaan uit enkele niet verder gedateerde kuilen en greppels. De sporen zijn bewaard in wat geïnterpreteerd kon worden als een B-horizont, die nadien werd afgedekt door een ophogingspakket. Op basis van het aanwezige vondstenmateriaal kan deze laag in de late Middeleeuwen gedateerd worden, vermoedelijk in de 13de of 14de eeuw.
In deze ophogingslaag werden vervolgens meerdere extractiekuilen uitgegraven. Eén 14C datering wijst op een datering in de 12de tot 13de eeuw, maar het vondstmateriaal van de meeste kuilen wijst op een datering in de 14de en 15de eeuw. Na de vulling van deze kuilen werden enkele nieuwe kuilen uitgegraven die vervolgens met puin en verbrande leem werden opgevuld. Daarnaast werden twee bakstenen kokers aangelegd die na gebruik met 15de tot 16de-eeuws puin werden gevuld. De oudste gebruiksfase van één van deze kokers werd gedateerd in de 15de eeuw – mogelijk kenden ze een gebruik als beer- of aalput.
Hierna volgde opnieuw een ophoging van het terrein waarna twee kelders werden aangelegd, samen met enkele andere muurstructuren. Eén kelder kon worden gedateerd tussen de 15de en 17de eeuw. De functie van de kelders is nog onduidelijk maar ze getuigen van een intensiever gebruik van het studiegebied voor bewoning kort na het uitgraven en weer opvullen van de extractiekuilen.
Auteurs: De Decker, Sam
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Decker S. 2023: Lekkerbeetstraat 4 [online], https://id.erfgoed.net/teksten/430873 (geraadpleegd op ).
Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden drie deels bewaarde archeologische vlakken herkend. De aangetroffen sporen behoorden toe aan twee muren met bijhorend vloertje, drie grote kuilen, een mogelijke paalkuil en een komvormig spoor.
Op een eerste vlak werden fragmentarisch bewaarde vloeren en muren aangetroffen. Hun datering moet nog bevestigd worden maar op basis van de baksteenformaten zouden ze kunnen opklimmen tot de late middeleeuwen.
Op het tweede archeologische vlak waren verschillende kuilen aanwezig. Deze kuilen bevonden zich op een archeologisch vlak dat zich onder een laatmiddeleeuws ophogingspakket bevond. Dit pleit voor een datering van de sporen in de late middeleeuwen. Het materiaal uit de kuilen -met uitzondering van één kuil- bestaat dan ook uit grijs gereduceerd aardwerk.
Een derde archeologisch vlak bevond zich ter hoogte van een bedekte B-horizont. Op dit niveau werden twee sporen opgetekend waaronder een kuil en een paalspoor. Deze sporen konden niet worden gedateerd, maar hun stratigrafische positie pleit opnieuw voor een datering in de middeleeuwen of ouder. Ook werden op dit vlak een recipiënt met geperforeerde vlakke bodem en een randje aangetroffen met een datering die vermoedelijk in de ijzertijd valt. Dit is een aanwijzing voor de goede bewaring van de laag en het potentieel voor het aantreffen van premiddeleeuwse sporen.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: MONUMENT - VANDEKERCKHOVE
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2022: Lekkerbeetstraat 4 [online], https://id.erfgoed.net/teksten/369524 (geraadpleegd op ).