Naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een woonverkaveling, vond binnen het plangebied een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek plaats.
Het plangebied is gelegen in de Schijnvallei, op een oostelijke helling. Het maaiveld werd tijdens de uitvoering van het proefsleuvenonderzoek ingemeten tussen 9,93 m + TAW in het (zuid-)westelijke deel van het plangebied en 9,43 m + TAW in het oostelijke deel van het plangebied. De hoogtes van het archeologische vlak werden ingemeten tussen 9,29 m + TAW in het westelijke deel van het plangebied en 8,45 m + TAW in het oostelijke deel van het plangebied (langsheen de Wijnegemsteenweg). Het abrupte hoogteverschil tussen W en O laat uitschijnen dat de bodem in het oostelijke deel van het plangebied reeds in het verleden werd verstoord/afgegraven. Dit beeld wordt gestaafd door de aangelegde bodemprofielen. De bodem bestaat uit matig nat lemig zand onder een plaggenbodem. Alle profielen vertonen een A/C bodemopbouw waarbij de A-horizont verschilde in dikte. In een van de profielen was onder de bouwvoor een verstoord lemig pakket van 60cm dik aanwezig met daaronder de C-horizont.
In totaal zijn 7 sporen geregistrerd. Drie sporen betreffen greppels, de andere sporen waren natuurlijk, zeer ondiep of recent. De greppels kunnen
worden geïnterpreteerd als ontwateringsgreppels. Tot slot zijn nog een aantal recente verstoringen te vermelden. Er werden geen resten teruggevonden van het verdwenen/afgebroken gebouw dat op historische kaarten staat afgebeeld langs de noordelijke grens van het plangebied.