Naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de bouw van KMO-units werd een archeologische vooronderzoek uitgevoerd. Dit bestond uit een landschappelijk booronderzoek, een verkennend booronderzoek en een proefsleuvenonderzoek.
Landschappelijke boringen hebben uitgewezen dat een archeologisch niveau zich vrijwel bevindt op een minimale diepte van 70 cm beneden het maaiveld. Alleen in boringen 4 en 5 ligt het archeologische niveau op 35 à 40 cm –mv. Alleen in boring 5 is een vrijwel compleet bodemprofiel van een podzol (AE-Bh-Bhs-BC-C) aanwezig. De overige boringen vertoonden ofwel een BC/C horizont, ofwel een verstoord bodemprofiel onder de bestaande verharding.
In 7 van de 22 verkennende boorlocaties werden AC-profielen aangeboord. Bij 5 boringen werd gestopt omwille van verstoring door steenpuin. In 10 gevallen bleek de B-horizont wel bewaard gebleven te zijn. Bij drie van de boringen met bewaarde B-horizont was eveneens de E-horizont bewaard gebleven. Er werd in geen enkele boring lithisch materiaal, verbrande hazelnoten, verbrand bot of verkoold graan aangetroffen. Ook tijdens het zeven werden geen steentijdartefacten of andere relevante archeologische vondsten aangetroffen.
Binnen de onderzochte zone is er sprake van een droge tot vochtige bodem. De C-horizont bevond zich bij de AC-profielen op ca. 55-65 cm -mv, soms tussen 75-100 cm -mv. Bij de ABC-profielen bevond de B-horizont zich gemiddeld tussen de 50 en 70 cm -mv. Waar de E-horizont ook bewaard was gebleven, was deze moeilijk te onderscheiden van de A-horizont door sterke vermenging. In één geval kon deze gesitueerd worden tussen 25-40 cm -mv.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn 2 bodemprofielen geregistreerd. Ze vertonen net als elders op het terrein restanten van een podzolprofiel. Er werden enkel recente verstoringen waargenomen, er zijn evenmin vondsten aangetroffen.