Het uitgevoerde proefsleuvenonderzoek wees op de aanwezigheid van een tweetal clusters van in totaal 28 grondsporen die in verband te brengen zijn met perceelsindeling en mogelijke erfstructuren in de uiterste noordwestelijke hoek en het uiterste oostelijke deel van het onderzoeksgebied. De aangetroffen sporen kenmerken zich door de aanwezigheid van greppels en enkele kuilen. Op basis van het schaarse aangetroffen gebruiksaardewerk kunnen de beide clusters algemeen in de volle middeleeuwen gedateerd worden.
Ter hoogte van de oostelijke rand van het onderzoeksgebied werden drie grondsporen aangetroffen die te linken zijn aan een voormalig smalspoor uit WO I. Van deze bleef nog enkel een restant van de eigenlijke spoorwegverharding bestaande uit cokes, houtskool en puin bewaard.