Het archeologisch vooronderzoek bestond uit twee delen, meer bepaald een geofysisch onderzoek gevolgd door een proefsleuvenonderzoek. Het geofysisch onderzoek toonde enkele potentiële metaalanomalieën aan, mogelijke springtuigen uit de Eerste Wereldoorlog, en plaatselijke grondvariaties ten gevolge van barakken, alsook een rechtlijnige anomalie (mogelijke kabel). Het proefsleuvenonderzoek bevestigde het geofysisch onderzoek waarbij de kabel werd aangetroffen, alsook resten van een barak en enkele ontstekers/transportvijzen. Naast de WO I sporen werden ook enkele late/post-middeleeuwse greppels en een kuil aangetroffen. De greppels komen bovendien voor op de 19de-eeuwse cartografische bronnen.