In het projectgebied werd in de zuidoostelijke hoek de aanwezigheid geattesteerd van een verhoogd (dijk)lichaam met een datering in de Gallo-Romeinse periode. Het kan geplaatst worden in het begin van de 3de eeuw na Chr. en werd aangelegd in een getijdenmilieu.

Sporen op de dijk gerelateerd aan deze eerste fase binnen de Romeinse periode werden niet aangetroffen. Wel bevond er zich op de dijk en op de oostelijke flank in de stabilisatiehorizont heel wat vondstmateriaal dat kan geïnterpreteerd worden als nederzettingsafval. Het betreft botmateriaal, aardewerk en maalsteenfragmenten.

Tussen de midden-Romeinse en de laat-Romeinse periode bereikt het getij opnieuw de binnendijkse zone. Het is niet duidelijk of de mens deze locatie verlaten heeft omwille van toenemende getijdendruk of dat het getij de locatie weer kon bereiken doordat de dijk niet meer onderhouden werd na het vertrek van de mens.

In de laat-Romeinse periode (eerste kwart 4e eeuw na Chr.) zien we opnieuw bewoning op de site. Mogelijk vormde deze locatie, ter hoogte van de voormalige dijk, nog steeds een iets hogere plek in het landschap.

Na het verlaten van de site neemt het mariene afzettingsmilieu opnieuw het volledige projectgebied in.

De slikke-en-schorre-afzettingen dekken het dijklichaam af dat nadien niettemin nog steeds als een kleine verhevenheid in het lokale micro-reliëf bewaard blijft waardoor het in het laatste kwart van de 11de – midden 12de eeuw opnieuw in occupatie is genomen. Verspreid over de drie werkputten werden tal van sporen aangetroffen die op basis van het aangetroffen vondstmateriaal tussen 1075 en 1150 na Chr. kunnen geplaatst worden. Het betreft greppels, grachten, kuilen, paalkuilen en ondiepe pakketten.

Mogelijk eindigde de bewoning onder druk van het getij. In elk geval zijn de middeleeuwse sporen opnieuw afgedekt door een pakket getijdenafzettingen.

Passage in de 13de eeuw moet er ook nog zijn geweest getuige een aantal aardewerkfragmenten in de bovenste vullingen van de grachten. Nadien zijn deze volledig afgedekt en zijn geen jongere vondsten meer geattesteerd.
In de vroeg moderne tijd worden met noord-zuid oriëntatie doorheen het projectgebied een viertal grachten aangelegd. Ze doorsnijden alle middeleeuwse sporen en zijn stratigrafisch de jongste waargenomen sporen binnen het projectgebied.