De resultaten van het landschappelijk bodemonderzoek wezen op een zekere relatief diepe antropogene bewerking van het terrein waarbij tenminste oppervlakkige sporen en vondsten (zoals steentijdvondsten) zijn verdwenen of uit context zijn gebracht. De kans om ruimtelijk intacte in situ vindplaatsen uit de steentijdperiode te vinden in het plangebied is dus klein.
Er werden tijdens het proefsleuvenonderzoek voornamelijk bomkraters aangetroffen van variërende grootte en vorm. De aangetroffen munitie was gemengd Frans, Brits en Duits. De vondsten konden enkel binnen de Eerste Wereldoorlog gedateerd worden, maar verder niet aan een specifieke slag of leger. De vondsten waren overigens voornamelijk Brits, met uitzondering van een Frans infanteriegeweer. Dit geweer kan vermoedelijk gelinkt worden aan de periode voor de 2e slag om Ieper, maar kan ook secundair binnen het plangebied terechtgekomen zijn. Tijdens het bureauonderzoek zoals gerapporteerd in de archeologienota met ID 17790 werd een verwachting uitgesproken voor sporen hoofdzakelijk te dateren binnen de Eerste Wereldoorlog, vermoedelijk gelinkt aan een Britse verbandpost in Boetleer Farm. Deze verwachting werd deels ingelost. Er werden immers sporen uit de Eerste Wereldoorlog aangetroffen, maar deze konden niet gelinkt worden aan de verbandpost, of enige andere fase uit de oorlog.