Tijdens het onderzoek werden 41 sporen geregistreerd. Het ging om 2 ‘natuurlijke’ sporen en 39 antropogene sporen. De antropogene sporen bestonden uit 10 recente verstoringen (jonger dan 1918), een tunnel, 4 loopgraafsegmenten, 3 sporen die aan bebouwing kunnen worden toegewezen en 21 bomkraters.
Tijdens de opgraving werden 23 vondstnummers uitgeschreven. Deze vondstnummers betreffen voornamelijk bouw- en constructiematerialen, afkomstig van de vernielde gebouwen en de aangelegde loopgraaf- en tunnelinfrastructuur. De meerderheid van de vondsten werd aangetroffen in de tunnel.
Op basis van het gevoerde onderzoek kon enerzijds de exacte locatie, althans toch de westelijke gevel, van het westelijke stalgebouw (van kasteel Mahieu) worden vastgesteld.
Een andere gekende structuur betrof de loopgraaf in het zuidwestelijke deel van het onderzoeksgebied. Deze staat op de historische kaarten aangegeven en maakt deel uit van de tweede Duitse linie, in het noordoostelijke deel van de Höhe-linie die gelegen was op de tertiaire hoogte en van Mesen over Wijtschate tot het kanaal Ieper-Komen liep ter hoogte van het projectgebied. Op de Britse kaarten heeft deze loopgraaf de naam ‘Oblong trench’ meegekregen die hier aanvankelijk parallel loopt met de stallingen, met een NNW-oriëntatie, maar net ten noorden van de stallingen op een knooppunt uitkomt met verbindingen naar de eerste linie, onder andere via het kasteel, en met het vervolg van de tweede linie in oostelijke richting onder de (Britse) naam ‘Opal Trench’. Het tracé van deze loopgraaf was niet zo duidelijk zichtbaar in het vlak vanwege de aanwezigheid van bomkraters en een vrij dikke en verrommelde ploeglaag.
In één van de coupes werd een aanwijzing aangetroffen voor een mogelijke tweede tracé net naast het eerste, met een golfplaten beschoeiing aan de zijde van de oudere loopgraaf. Dit tweede tracé was verder echter niet duidelijk te onderscheiden.
Een derde structureel element dat tijdens de opgraving werd aangetroffen was een houten tunnel. Deze leidde naar de aangetroffen fundering van het stalgebouw en verschafte zich via een uitgehouwen opening door deze fundering toegang tot de kelders van het gebouw. Deze tunnel was historisch niet gekend en toont aan dat de bestaande stalgebouwen een onmiskenbaar onderdeel vormden van de Duitse verdedigingsinfrastructuur.