Uit het landschappelijk bodemonderzoek is gebleken dat er geen goed ontwikkelde of bewaarde bodemprofielen aanwezig waren ter hoogte van dit projectgebied. De trefkans inzake in situ bewaarde artefactensites is dan ook zeer klein te noemen.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden kuilen, grachten en greppels aangetroffen. De grachten in het oostelijk gedeelte van het onderzoeksterrein kunnen bestempeld worden als perceleringsgrachten te dateren tussen de 18de en 21ste eeuw. Het westelijk gedeelte is archeologisch interessanter door de aanwezigheid van 2 concentraties aan kuilen te dateren tussen de 10de en 15de eeuw. Verder werden 2 grote grachten aangetroffen waarvan 1 te dateren in de late middeleeuwen. Tot slot werd nog een vermoedelijke hooiopper aangetroffen.