Er werden tijdens het archeologisch proefsleuvenonderzoek slechts twee relevante archeologische sporen opgetekend. Het betreft een nog deels bestaande molen en een bomput uit de Eerste Wereldoorlog. De zogenaamde Platsemolen, Plaatsmolen of Molen De Mûelenaere kent zijn oorsprong in de 15de eeuw en is sinds de 18de eeuw in het bezit van de familie De Mûelenaere, die tot op vandaag eigenaar zijn van de molenrestanten. De molen kende drie en mogelijk vier verschillende fases, waarvan de laatste, 19de-20ste-eeuwse fase tot op vandaag rest. In het profiel op het heuvellichaam dat tegen de molen is opgeworpen zijn mogelijk enkele indicaties van voorgaande fases te onderscheiden. De molen werd voorgoed vernietigd door de Duitse terugtrekkende troepen in 1918. Enkele vondsten, waaronder een drietal Duitse kogelhulzen uit hetzelfde jaartal (1918) en een fragment van een ontsteker, herinneren eveneens aan deze periode. Ook de bomput, die op ca. 30m ten westzuidwesten van de molen werd aangesneden, dateert mogelijk uit de Eerste Wereldoorlog. Verder werden binnen het plangebied geen archeologisch relevante sporen teruggevonden.