Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden zes archeologische sporen aangetroffen in het oostelijke deel van het plangebied. De sporen kenmerken zich door een grijsbruine lemige vulling met een matig scherpe aflijning. In de meeste gevallen is houtskool aanwezig en in een enkel spoor (S5) is verbrande
leem zichtbaar. De sporen kunnen opgedeeld worden in 4 paalkuilen en 2 kuilen. Vooral de sporen S1 en S3 in sleuf 3 wijzen op de aanwezigheid van bewoning en vermoedelijk van een gebouwstructuur.
Een kleinere paalkuil S2 situeert zich in sleuf 2. Ter controle werd dit spoor gecoupeerd en bleek een 15cm diep bewaard te zijn met een U-vormige doorsnede. Naast de paalsporen werden 2 kuilen aangetroffen. S4 in sleuf 3 is een grotere rechthoekige kuil met een houtskoolrijkere rand. Een functie
als houtskoolmeiler of brandrestengraf is hierdoor niet uit te sluiten. Ten zuiden in sleuf 4 werd de kuil S5 geattesteerd, gekenmerkt door de aanwezigheid van verbrande leem. In de kuil S4 werden scherven aangetroffen tijdens het opschaven. Het gaat om een randfragment van een dolium in een rozig baksel met rode inclusies en kleipropjes, en een handgevormde wandscherf. Het ensemble kan gedateerd worden in de Romeinse periode. Gezien de gelijkende vulling en de geclusterde positie van de sporen kan wellicht een datering vooropgesteld worden van de site in de Romeinse sporen, waarbij aanwijzingen van bewoning werden waargenomen, maar waar artisanale of funeraire activiteiten niet uitgesloten zijn.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Acke & Bracke bvba