Naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een nieuwbouwproject, vond binnen het plangebied een archeologisch vooronderzoek plaats in de vorm van een landschappelijk booronderzoek, een verkennend archeologisch booronderzoek en een proefsleuvenonderzoek. 

De landschappelijke boringen toonden twee typeprofielen nl. ophoging-BC-profiel en A-B-C-profielen. 

Het verkennend archeologisch booronderzoek bevestigde de eerder vastgestelde bodemopbouw maar leverde geen lithische artefacten op. 

De bodemprofielen in de proefsleuven bevestigen de eerdere bodemkundige vaststellingen: onder een plaatselijke ophoging (soms in 3 pakketten) bevonden zich achtereenvolgens een Ap1, Ap2, B en C-horizont. 
In de vier sleuven zijn in totaal 13 sporen geregistreerd waarvan de meeste natuurlijk bleken. Er is 1 greppelsegment herkend met een noord-zuid oriëntatie. De vulling bevatte twee wandscherpen oxyderend gebakken aardewerk met loodglazuur wat een datering geeft van de late middeleeuwen tot nieuwe tijd. Verder is nog 1 paalkuil waargenomen die op basis van vorm, aflijning en kleur als recent beschouwd werd. De overige sporen betreft recente verstoringen. Acht overige vondsten zijn afkomstig uit een natuurlijk spoor, de Ap1-horizont of aangetroffen tijdens de aanleg van het vlak. Het betreft 5 wandscherven handgevormd aardewerk uit de metaaltijden en 3 scherven uit de late middeleeuwen tot nieuwe tijd.