Het archeologisch vooronderzoek naar aanleiding van de bouw van residentie Rosmolenpark bestond uit een landschappelijk bodemonderzoek, een archeologisch booronderzoek en proefsleuvenonderzoek.
Het landschappelijk bodemonderzoek werd uitgevoerd over het volledige onderzoeksterrein. Uit dit onderzoek bleek dat de bodem matig gaaf bewaard bleef op een deel van het terrein. In een ca. 3018 m2 grote zone werd daarom verder onderzoek naar prehistorische artefactensites noodzakelijk geacht.
Tijdens het verkennend archeologisch booronderzoek – waarbij 26 megaboringen werden uitgevoerd – werden geen lithische artefacten aangetroffen. Er zijn dan ook geen indicaties die wijzen op de aanwezigheid van een steentijd artefactensite.
Het proefsleuvenonderzoek leverde in totaal drie sporen op. Het betreffen drie greppels. Twee greppels waren door de plag uitgegraven, een greppel was gelegen onder de plag. Deze greppels kunnen aan de voormalige landindeling worden gekoppeld, dan wel als afwateringsgreppel geïnterpreteerd worden. De oudste greppel is als laatmiddeleeuws dan wel ouder te dateren en de greppels S2 en S3 hebben een postmiddeleeuwse datering. De afwezigheid van andere sporen, zoals bv. paalkuilen of een waterput, duidt niet op de aanwezigheid van een erf of nederzetting. Het kennispotentieel bij verder onderzoek wordt op basis van bovenstaande gegevens als zeer minimaal ingeschat.