Het geofysisch onderzoek detecteerde een groot aantal structuren zoals opgevulde uitgravingen of putten die als loopgraven of bomkraters aanzien konden worden. Maar ook mogelijk onontplofte munitie en een schuilplaats of geschutsopstelling en een zone met baksteenpuin en/of gefragmenteerde bakstenen funderingen konden onderscheiden worden.
Bij het proefsleuvenonderzoek werden zes spoornummers uitgedeeld, daarnaast werden een groot aantal bomkraters en verstoringen aangeduid. De bomkraters werden louter opgetekend en geregistreerd. In totaal konden 99 bomkraters onderscheiden worden die sterk variëren in grootte naargelang het kaliber van het ontplofte explosief. Binnen de spreiding van de bomkraters kunnen geen duidelijke concentraties opgemerkt worden. Spoor 1 komt overeen met een oost-west georiënteerde WOI-kabel die reeds bij het geofysisch onderzoek aan het licht kwam. Tijdens het proefsleuvenonderzoek kon de aanwezigheid van deze kabel gevalideerd worden. Spoor S2 bestaat uit de restanten van een smalspoor die slechts fragmentarisch bewaard zijn.
Sporen 4 en 5 zijn greppels die ouder van datum zijn. S4 komt overeen met de huidige perceelsgrens. De greppels zijn te zien op de 19de-eeuwse cartografische bronnen.
Spoor 6 werd aangesneden is sleuf 10. Het komt overeen met wat in het geofysisch onderzoek werd omschreven als een loopgracht. De vulling is bruingrijs met baksteen en ijzerinclusies. In coupe is het spoor ca. 50 cm diep en U-vormig. Mogelijk is dit een loopgracht die verschillende bomputten met elkaar in verbinding zet. Anderzijds komt het verloop ook overeen met een perceelsgrens uit de 19de eeuw gelinkt aan het boerenerf. De functie als loopgraaf is dus onzeker.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Acke & Bracke bvba
Beschrijving:
o.a. een metalen wielas met gedeeltelijke bewaarde houten spaken, afkomstig van een Brits WOI veldkanon