omvat de aanduiding als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 7905
Deze aanduiding is geldig sinds
De bodem ter hoogte van het plangebied bleek op basis van het proefsleuvenonderzoek eerder matig tot slecht bewaard. Er werd, onder een antropogeen pakket, sporadisch een verweerde B-horizon met daaronder de C-horizont vastgesteld. Hierbij betrof het een vrij zandige zandleembodem.
Het plangebied heeft een uitgesproken reliëf. Het maaiveld bevindt zich in het noordwesten op een niveau van +45,85m TAW. Van daaruit daalt het terrein tot +45,15m TAW in het zuidoosten (ter hoogte van de nog aanwezige verharding) en +43,76m TAW ter hoogte van een uitgebroken kelder (zuiden).
De prospectie door middel van proefsleuven leverde vier sporen op. Een eerste spoor is van natuurlijke aard. Het gaat om een windval, een type spoor dat ontstond door het ontwortelen van een boom. Op basis van de sterke uitloging van de randen van het spoor, is dit waarschijnlijk de oudste context op het terrein. De andere sporen zijn drie segmenten van eenzelfde gracht. De gracht had een noordoost-zuidwest oriëntatie. Op basis van de scherpe aflijning en het recente vondstmateriaal (oester, steengoed) is een datering tijdens de postmiddeleeuwse periode aannemelijk. Bovendien blijkt de ligging ervan min of meer overeen te komen met een historische perceelsgrens. Daardoor is de gracht waarschijnlijk te interpreteren als oorspronkelijke perceelsgracht.
Binnen de proefsleuven ontbreken andere sporen of vondsten, waardoor er geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van een uitgebreidere site. De steengoedscherf en oester zijn mogelijk aangevoerd als onderdeel van afval dat als meststof op de akkers werd gestort.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: MONUMENT - VANDEKERCKHOVE