Op basis van het landschappelijk booronderzoek werd vastgesteld dat de plaatselijke afzettingen een sterk fluviatiel patroon tonen dat met een vlechtend riviersysteem correspondeert. Gezien deze sterk fluviatiel patroon kunnen de sedimenten verschillende erosie en afzettingsperiodes vertonen. De probabiliteit van een in situ gepreserveerde site is behoorlijk laag wegens de verwachte antropogene verstoringen en de fluviatiele depositie context. Het steentijdpotentieel van een dergelijke site kan dus als laag beschouwd worden.

Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden binnen het plangebied vier greppels, een (paal)kuil en een natuurlijk spoor aangetroffen. Wegens het niet aantreffen van vondstenmateriaal kan er aan geen enkel spoor een datering toegewezen worden. Op het historisch kaartmateriaal staat geen bebouwing of andere structuren aangeduid op het projectgebied. Wel is op de Atlas der Buurtwegen (1841) te zien dat er enkele perceelsgrenzen lopen doorheen het onderzoeksgebied, één van deze perceelsgrenzen loopt gelijk met een opgemeten verstoring, waarschijnlijk de puinige opvulling van de voormalige perceelsgracht. Een andere perceelsgrens loopt in het verlengde van een greppel in het zuidelijk deel van het projectgebied, mogelijks kan die in het verleden (voor 1841) een ander verloop gekend hebben.