Tijdens het landschappelijk bodemonderzoek werd in het centrale deel van het terrein een B-horizont aangeboord, die plaatselijk varieert in bewaringsdikte. Gezien de aanwezigheid van de B-horizont en de verhoogde kans op steentijd in deze regio, werden verder verkennende boringen uitgevoerd in deze zone.
Tijdens het verkennend archeologisch booronderzoek werden echter geen arte- en/of ecofacten of andere archeologische indicatoren aangetroffen. De kans op de aanwezigheid van een in situ bewaarde steentijd artefactensite kan zeer laag worden ingeschat.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden 42 archeologische sporen opgetekend en geregistreerd. De sporen kunnen onderverdeeld worden in (paal)kuilen, grachten, greppels, sporen van landbouwteelt, een hooiopper en een natuurlijk spoor. De sporen kunnen gezien hun vulling, inclusies in de vorm van baksteenbrokjes, aflijning, … gedateerd worden in de middeleeuwen tot nieuwe tijd. Het gros van de sporen situeert zich binnen het noordelijke deel van het terrein. Het zuidelijke weiland leverde, met uitzondering van een enkele greppel, geen sporen op. Vooral in het noordelijke deel situeren zich de oudste volmiddeleeuwse sporen, waaronder een hooiopper omgeven door landbouwsporen en enkele bewoningssporen. Bijkomend grenzen grachten en greppels de verschillende percelen af. Oudere sporen voor de middeleeuwen werden echter niet aangetroffen.
De aanwezigheid van een hooiopper, wellicht uit de volmiddeleeuwse periode, wijst op landbouwactiviteiten op deze plaats. Daarbij aansluitend werden sporen van landbouwteelten geattesteerd in de vorm van beddenbouw en smalle parallelle greppels/bouwvoren. Ten noorden hiervan wijzen enkele paalkuilen en kuilen op bewoning.
Er werden geen vondsten aangetroffen tijdens het proefsleuvenonderzoek.