Ondanks de voor de toenmalige jager-verzamelaars gunstige paleolandschappelijke situering van de hoger gelegen gronden in de oostelijke helft van het terrein (langs de rand van de vallei van de Warmbeek) dient de hoge archeologische verwachting voor in situ bewaarde artefactenvindplaatsen uit de steentijd te worden bijgesteld naar laag. De reden hiervoor betreft de (zeer) slechte bewaring van de oorspronkelijk aanwezige paleobodem (podzolbodem) met bijbehorend paleo-loopniveau.
Tijdens een extensieve veldkartering werd een klingkern met één slagrichting in vuursteen (afkomstig uit maasgrind) aangetroffen binnen de contouren van het projectgebied. Het artefact kan ruim worden gedateerd in het mesolithicum. Met behulp van een metaaldetector werd op hetzelfde perceel een kogelhuls uit WOI of WOII (opschrift niet bewaard) aangetroffen.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn geen (archeologisch relevante) bodemsporen uit de (pre)historische periode aangesneden. Er is tevens een metaaldetectie uitgevoerd van het vrijgekomen sediment en de aanlegvlakken. Dit leverde geen bijkomende artefacten op.