Bij de constructie van een diepe put in het kader van de herinrichting als microbrouwerij kwamen funderingen van de kerk en een paleobodem uit de Alleröd periode aan het licht.

De resten van de kerk bestonden uit zuilbasissen en de fundering van het altaar.

Onder een sterk geroerd pakket van ongeveer 1m dikte bevond zich een gelaagd dekzandpakket, waarin op een diepte van ongeveer 3m onder het vloerniveau van de kerk zich een paleobodem bevond. Een serie OSL dateringen wijst op een datering van de bodem in de Alleröd periode, en de bovenliggende dekzanden in de Jonge Dryas. Onder de bodem bevond zich nog een pakket dekzand dat in een vroegere periode van het laatglaciaal thuishoort.