De tweede fase van het proefsleuvenonderzoek bracht vier sporen aan het licht, allen van een antropogene aard. Twee sporen werden geïnterpreteerd als oude perceelsgreppels, die aangeduid zijn op de Atlas Der Buurtwegen (ca. 1840). De andere twee sporen zijn ondiep bewaarde vierkante kuilen. Het ontbreken van vondsten maakt dat de sporen niet exact gedateerd kunnen worden. De steenkoolbijmenging wijst echter op een postmiddeleeuwse datering. Doordat beide sporen slechts ca. 15 cm diep bewaard zijn, is wel aantoonbaar dat het hier slechts om onderkanten van sporen gaat en het grootste deel van de sporen reeds vergraven is door de aanwezige verstoringen. Er kan geconcludeerd worden dat er geen archeologische site op het terrein aanwezig is.