Naar aanleiding van een omgevingsvergunning voor sloop- en nieuwbouwwerken en een positief vooronderzoek, vond binnen een geselecteerd deel van het plangebied een vlakdekkend archeologisch onderzoek plaats.
Het vlak bevond zich op een diepte die varieerde van 30 cm tot 2,99 m onder het maaiveld of een hoogte van 9,94 tot 12,64 m TAW. De drie
bodemprofielen vertonen min of meer een gelijkaardige bodemopbouw, met slechts kleine onderlinge verschillen. De bodemopbouw binnen het onderzoeksgebied wordt in de essentie vertegenwoordigd door een A-C bodemopbouw. Er is sprake van één tot plaatselijk vier A horizonten.
Aan de straatzijde in het zuiden was de bodemopbouw het eenvoudigst, terwijl verder van de straatzijde af in het noorden de meeste opgebrachte lagen geregistreerd zijn.
In totaal werden 165 sporen geregistreerd, 41 lagen en 56 muurresten. Het grootste aantal sporen dat aangetroffen is op de site, omvat (winnings)kuilen. De oudste kuilen dateren uit de 13de of 14de eeuw, dit op basis van de vondsten. De meeste kuilen dateren uit de 15de tot 18de eeuw. Vooral langs de straatzijde zijn muurresten in baksteen aangetroffen, te dateren vanaf de 15de eeuw. Een aantal losse muurresten zijn op basis van de baksteenformaten als oudste muurresten op de site geïnterpreteerd. De jongere bakstenen muren maken deel uit van een kelder met brandsporen, een beerput, bakjes en een waterput.
Het archeobotanisch en paleobotanisch onderzoek op de vullingen van verschillende sporen was het meest representatief in de beerput. Het betreft voornamelijk overblijfselen van keukenafval, mogelijk van een huishouding met een gemiddelde koopkracht. Dure vissoorten (bv. karper, tarbot, steur, of tong) ontbreken. Wel werd mals vlees van rund en van schaap gegeten. De grote kabeljauwen kunnen alleen koppen geweest zijn en zijn daarmee geen indicatie van het aanschaffen van dure verse vissen.