Bij het uitgraven van een kruipkelder werden twee sporen aangetroffen. Op het terrein was een grote vierkante kuil, waarschijnlijk gaat het hier om een waterput en een kleiner vierkant (paal)kuiltje zichtbaar.
De bovenste vulling van de waterput bestond uit donkerbruin tot bruin lemig zand met baksteenfragmenten erin. De waterput mat ongeveer 3 m op 3 m en vertoonde afgeronde hoeken. Met een handboortje werd tot op een diepte van 90 cm een zelfde opvulling aangetroffen. Onderaan was de bodem zeer vochtig (opkomend grondwater op een diepte van 1,80 m).
Uit deze vulling werden enkele scherven opgeraapt. Deze scherven dateren uit de late middeleeuwen – nieuwe tijd (16de-17de eeuw).
Het tweede spoor, een (paal)kuiltje, bevond zich op een 1,5 m ten noorden van de waterput en had een zelfde vulling zonder baksteenfragmenten. Dit kuiltje, een vierkant van 35 cm op 35 cm, was amper 5c m diep.
Beide sporen worden niet bedreigd door verdere uitgraving en blijven in situ zitten. De huidige uitgraving voor de kruipkelder gaat tot 90 cm onder het huidige loopvlak. Ten noorden van de kruipkelder zijn in de toekomst nog uitgravingen gepland.
Auteurs: Vynckier, Geert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)