is aangeduid als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 8162
Deze aanduiding is geldig sinds
Naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een woonverkaveling en na een positief vooronderzoek, vond binnen het plangebied een vlakdekkende opgraving plaats.
De te onderzoeken zone vertoont een zeer lichte stijging in het reliëf: van 26,10 m TAW in het noorden tot 26,65 m TAW in het zuiden. De gemiddelde diepte van het archeologisch vlak ten opzichte van het maaiveld bedraagt tussen 0,55 m en 0,7 m.
De bodemprofielen tonen aan dat n het noorden van de onderzoekszone de oorspronkelijke podzolbodem het best bewaard is met lokaal zelfs een restant van den E-horizont. Meer naar het zuiden is van de podzolbodem vaak weinig of niets bewaard als gevolg van bewerking van de bodem. Hierdoor rust het akkerdek rechtstreeks op de Cg horizont, die alleen plaatselijk nog doordrongen wordt door vlekken met ijzeraanrijking als restanten van de Bs horizont van de verdwenen podzol. Het akkerdek is goed ontwikkeld en plaatselijk zijn meerdere fasen te onderscheiden (Ap1 tot Ap4). Het plaggendek bedraagt een diepte van 80 cm. Sporen van beddenbouw zijn in deze akkerlagen waargenomen. Het noordelijk gelegen akkerdek heeft andere kenmerken: de bouwvoor (Ap1) gaat over in een bruingrijze laag met spitsporen aan de ondergrens (Ap2). Daaronder bevindt zich een oudere begraven akkerlaag (Apb).
De oudste sporen zijn vertegenwoordigd door een waterput uit de vroege/begin midden ijzertijd. De waterput bevond zich in een grote inloopkuil in een depressie en had een uitgeholde boomstam (zwarte els) als bekisting. De vulling van de waterput leverde heel wat aardewerk op waaronder mogelijk een verlatingsdepositie bovenaan op de overgang met het veenpakket. Een radiokoolstofdatering op plantenresten in de gebruikslaag van de waterput leverde een datering op tussen 755 en 414 v. Chr. Op ca. 85 m ten zuidwesten bevond zich een spieker die mogelijk tot dezelfde periode hoort. Op het onderzochte terrein werden geen sporen van andere gebouwen teruggevonden uit dezelfde periode. Een vijftal spiekers ontdekt bij eerdere opgravingen op een belendend perceel tonen aan dat waterput zich in de periferie van een nederzetting bevond. Onderzoek op het pollen en de macroresten uit de waterput leert ons dat het landschap in deze periode nog sterk bebost was met een gemengd loofbos. Op de open plekken in het landschap wisselden hoogveen, heide en grasland elkaar af. De waterput bevatte ook resten van cultuurgewassen. Vooral de kafresten van pluimgierst zijn zeer talrijk maar ook emmertarwe, braam en raapzaad is aangetroffen. Ascosporen van mestschimmels in de waterput doen trouwens de aanwezigheid vermoeden van vee op de nederzetting.
Na het verlaten van de nederzetting bleef de kuil rond de waterput nog zichtbaar als een natte depressie in het landschap, waarin zich op de bodem een veenlaag vormde. Het stuifmeel uit de veraarde venige lagen boven de waterput werd onderzocht om de evolutie van het landschap na de opgave van de waterput in beeld te brengen. Hieruit blijkt dat vanaf de late ijzertijd het landschap meer open wordt, met uitbreiding van struikhei en grassen wat in verband is gebracht met verschraling van het landschap. Mogelijk is het deze verarming die heeft geleid tot het verlaten van de nederzetting en daarmee, het in onbruik raken van de waterput. Vele eeuwen later tijdens de jongste fase van de veenvorming op de overgang van de late middeleeuwen naar de nieuwe tijd is het bosoppervlak nog verder gereduceerd.
De zone ten westen van de depressie blijkt in cultuur genomen sinds de 13de eeuw. Een weg in het zuiden van het onderzoeksgebied voert naar een erf dat meer naar het westen lag. De velden rond het erf werden bij de ontginning van de gronden ingedeeld met grachten die aansloten op de baangrachten naast de weg. De plaats van het ven bleef veel langer ongemoeid en sloot nog aan bij het heidegebied dat ten oosten moet gelegen
hebben. Aardewerkvondsten tonen aan dat het ven pas in de loop van de 17de eeuw werd gedicht en dat de plek pas vanaf die tijd definitief in het akkercomplex werd opgenomen.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Fodio bvba
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Jaak Mertensstraat 19-25 [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/983613 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.