Naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor sloop- en nieuwbouwwerken en na een positief vooronderzoek vond binnen het plangebied een vlakdekkende opgraving plaats.
Het archeologisch vlak manifesteert zich in de advieszone tussen ca. 8,0 en 8,9 m +TAW ofwel ca. 85 à 100 cm t.o.v. het huidig maaiveld waarbij het reliëf licht afhelt naar het noorden toe.
Er werden tijdens het proefsleuvenonderzoek in totaal vijf profielputten aangelegd met een goede spreiding om de bodemopbouw binnen het projectgebied op een voldoende wijze te bestuderen. De landschappelijke profielen geven over het algemeen een vrij gelijkaardige opbouw. Onder een relatief dikke Ap1-horizont van ca. 45 à 50 cm bevindt zich een Ap2-horizont. De A-horizont bevindt zich onmiddellijk op de C-horizont.
In totaal zijn 238 archeologische sporen aangeduid en beschreven. De meeste sporen zijn van antropogene oorsprong. 45 sporen bleken na het couperen ervan van natuurlijke oorsprong (19%). Daarnaast werden ook nog een zevental boomvallen aangesneden en ingemeten. De archeologische sporen kunnen globaal in volgende categorieën opgedeeld worden, nl.: paalkuilen (58%), greppels (2%), een haardkuil (> 1%) en overige kuilen (21%). Verder werd ook een ‘brandvlek’ aan het licht gebracht (> 1%). Naast de archeologische sporen werden ook nog recente verstoringen aangesneden en op plan gezet. Het betreft daarbij voornamelijk uitgegraven kelders en overige verstoringen die te linken zijn aan de toenmalige bebouwing op het terrein.
Aan de hand van de teruggevonden paalkuilen zijn minstens vier structuren te herkennen, drie hoofdgebouwen en één (bij)gebouw omgeven door een standgreppel. Vijf houtskoolstalen uit twee van de gebouwen zijn geselecteerd voor radiokoolstofdatering. Binnen een van de gebouwen is een vermoedelijke haardvlek vastgesteld. Tussen twee van de gebouwen komen enkele grotere kuilen voor, waarvan een bijzonder opvalt. In
deze kuil werden namelijk vijf quasi volledige recipiënten aangetroffen die in/naast elkaar gestapeld waren. De vormen lijken thuis te horen in de periode late bronstijd-vroege ijzertijd. Net ten zuiden van de cluster van grotere kuilen werd een ‘brandvlek’ aangesneden. Deze wordt in verband gebracht met ambachtelijke activiteiten.
Aan de hand van de uitgevoerde 14C-analyses kan enige fasering opgemaakt worden. Twee van de hoofdgebouwen betreffen rechthoekige woonhuizen/boerderijen die op basis van de 14C-analyse op de overgang van de midden-bronstijd A naar de midden-bronstijd B te dateren zijn (ca. 1425 à 1430). De bewoning uit de midden-bronstijd wordt – na een onderbreking van ca. 700 à 800 jaar – opgevolgd door bewoning dat te situeren is in de vroege ijzertijd. Het erf uit de vroege ijzertijd bestaat uit minstens een hoofdgebouw en mogelijk een (bij)gebouw met standgreppel. Tussen deze gebouwen bevinden zich een aantal grotere kuilen waarvan de betekenis onduidelijk is, maar die wellicht gekoppeld kunnen worden aan de gebruiksfase van beide structuren. Een van deze kuilen bevatte een depositie van 5 volledige recipiënten.
Er is weinig vondstmateriaal aangetroffen. De 25 vondstnummers omvatten voornamelijk aardewerk dat vaak niet nader te dateren is dan metaaltijden (136 scherven). Twee stukken natuursteen zijn gevonden in een postmiddeleeuwse greppel.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: ARCHEBO bvba
Is deel van
Broechemsesteenweg - Willibrordusstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Broechemsesteenweg [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/983641 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.