Het proefsleuvenonderzoek leverde een grote hoeveelheid muur- en vloerresten op, die te linken zijn aan de laatste fasen van het klooster van de Zwarte Zusters (19de eeuw) dat hier gevestigd was. Binnen deze muren konden lagen en sporen herkend worden die toe te schrijven zijn aan de vroegste periodes van het klooster (15de eeuw) of die mogelijk zelfs ouder zijn.
In de zuidoostelijke hoek van het terrein kon menselijk bot gerecupereerd worden en was minstens één skelet in anatomisch verband te herkennen. Het aantreffen van deze begraving bevestigt dat de kapel van het klooster in deze zone te situeren valt.
In de noordkant is het terrein vermoedelijk buiten het kloosterdomein te situeren, omdat hier vijf opeenvolgende tuin- of cultuurlagen aangetroffen werden met kuilen op verschillende niveaus. Eén van deze kuilen kan op basis van het aangetroffen aardewerk gelinkt worden aan de vroegste fase van het klooster (15de eeuw).