Het archeologisch onderzoek leverde sporen op uit verschillende perioden. De oudste dateren uit de metaaltijden en/of Romeinse periode. Een greppel en enkele paalsporen kunnen geïnterpreteerd worden als randfenomenen van een densere bewoning uit deze fase(n).
De sporen uit de volle middeleeuwen zijn beter vertegenwoordigd. Het gaat onder meer om een grote waterput (diameter van ruim 10 m). Deze werd waarschijnlijk gebruikt voor de volledige gemeenschap, waardoor aan te nemen is dat deze deel uitmaakte van de openbare ruimte. De andere helft van het plangebied werd ingenomen door achtererven van nabij gelegen bewoning. Er werden meerdere kuilen en paalkuilen gevonden. Ook werd afval van ijzerproductie of -verwerking vastgesteld. Ook in laatmiddeleeuwse sporen werd nog restafval van deze artisanale activiteit waargenomen. De achtererven bleven voortbestaan tot in de postmiddeleeuwse periode. De openbare ruimte werd gaandeweg ingenomen door bakstenen huizen en kwam dus in particulier bezit.
Auteurs: Mestdagh, Bert; Van Ransbeeck, Lisa
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Beschrijving:
De vondsten uit de metaaltijden en Romeinse periode zijn erg schaars.