Ondanks de beperkte oppervlakte van het plangebied, heeft het onderzoek een dense sporensite opgeleverd. De sporen leken aanvankelijk uit meerdere periodes te stammen, gezien het gevarieerde vondstmateriaal dat werd verzameld. Vooral het aardewerk en de bouwkeramiek gaven een Romeinse, vroegmiddeleeuwse en volmiddeleeuwse datering. Wanneer ook de sporen geanalyseerd worden, wordt een verregaande studie bemoeilijkt door het beperkte oppervlakte en dan vooral door het smalle karakter van de opgegraven strook.
Mogelijk wijst een enkele plattegrond op een huisplattegrond die past in de traditie van de volmiddeleeuwse gebouwen in deze streek. Het door elkaar voorkomen van vondstmateriaal uit de hiervoor reeds genoemde periodes, lijkt te insinueren dat deze verschillende periodes een dense occupatie vertegenwoordigen met een grote hoeveelheid rondslingerend afval, dat in de daaropvolgende periodes in de jongere sporen terecht is gekomen. Dit zorgt ervoor dat de datering van de sporen bemoeilijkt wordt. Desondanks lijkt de meest westelijke zone wel vooral sporen uit de middeleeuwen te bevatten.