De opgraving heeft de resultaten van het vooronderzoek bevestigd. Binnen het plangebied werden zeven bijgebouwen, vier spiekers, een palenrij, drie kuilen en een waterkuil aangetroffen. Ook werden drie vermoedelijke erfgreppels aangetroffen. De structuren liggen verspreid met een concentratie in het noorden. Naar het zuiden toe liggen de gebouwen verder uit elkaar. Tussen de verschillende structuren clusters kan men spreken van lege zones, verder lijkt de bewoning zich richting het noordoosten uit te strekken. De sporen behoren tot de randzone van een nederzetting, de hoofdgebouwen ontbreken. Dit zijn de zones met de opslagplaatsen en werkruimtes. Op basis van enkel bijgebouwen is het moeilijk om conclusies over het aantal, de vorm en de functie van de erven af te leiden. Mogelijk kan men veronderstellen dat de structuren in het zuiden tot een erf behoren en de structuren in het noorden tot een tweede erf horen. Mogelijk kunnen BG06 en BG07 gezien worden als gebouwtjes voor ambachtelijke activiteiten, respectievelijk voor de verwerking van graan en weven. De vondsten zijn te dateren van het begin tot het midden van de middenijzertijd.
Sporen uit de nieuwe tijd omvatten enkel perceelsgrenzen. De huidige opdeling van de percelen binnen het plangebied en de percelen afgebeeld op de historische kaarten zijn terug te herleiden tot deze greppelstructuren.